Hieronder ziet U de uitleg van een aantal begrippen uit de Middeleeuwse literatuurgeschiedenis zoals: de standentheorie, het feodale stelsel, etc.
In de standentheorie wordt onderscheid gemaakt tussen drie standen:
– Geestelijkheid
– Adel
– Ambachtslieden
Het feodale stelsel is het lenen van stukken grond aan anderen. De lener wordt een vazal genoemd, en degene die het stuk land uitleent is de leenheer. Trouw is een kernbegrip in het feodale stelsel. Dit stelsel had een invloed op het wereldbeeld van de mens van toen.
De Natureingang is het beschrijven van zingende vogels en bloeiende bloemen in het begin van een liefdeslyriek.
De Middeleeuwen zijn te omschrijven als een eercultuur. De norm voor het gedrag lag in het aanzien dat men van anderen ontving, de graadmeter voor het gedrag was niet het individuele geweten of een eigen norm (gewetenscultuur).
Een diepere gedachte die zich schuilhoudt achter de werkelijkheid kan een symbool zijn. Kunstenaars maken volop gebruik van symboliek. In de Middeleeuwen was het christelijke geloof erg belangrijk. Veel symbolen verwijzen daarom naar iets religieus.
Een manuscript is een handgeschreven tekst op een perkament of (later) een stuk papier. Degene die een tweede exemplaar wou, liet het manuscript overschrijven door een kopiist. Soms verandereden de kopiisten de tekst naar eigen inzicht (tekstverandering). Er was in de Middeleeuwen een voorleescultuur.
Het stelsel dat kunst (literatuur) in opdracht gemaakt wordt, heet mecenaat, de opdrachtgever heet mecenas.