Alle stromingen en hun kenmerken uit de kunstgeschiedenis
Neo Classicisme 1750 – 1820
Hernieuwde belangstelling voor kunst van de Grieken en Romeinen -> door opgravingen. Bouwvormen terug -> triomfboog Napoleon. Veel landen gebruikt.
Macht en rijkdom laten zien -> regeringsgebouwen -> vooral buitenkant
Schilderijen -> klassieke elementen -> strenge compositie. Wikkelkleding -> Romeinen. Onderwerp uit klassieke geschiedenis -> koel en helder kleurgebruik.
Eigentijdse onderwerpen -> veel klassieke invloeden -> kleding van de dames, vormgeving meubilair en totale interieur.
Beeldhouwers -> vooral marmer -> lichaam in ideale vorm -> koel en zonder emotie.
Belangrijkste van kunstenaars Neo Classistische: Jean Dóminique Ingres en Antonio Canova.
Belangrijkste kenmerken van Neo Classicisme zijn:
– Bouwkunst -> gebruik klassieke elementen om macht en rijkdom uit te drukken
– Beelden -> menselijk gestalte technisch perfect in gepolijst marmer uitgebeeld, gevoelloos
– Schilderijen -> klassieke onderwerpen, theaterscènes, tekenachtige schilderwijze, dunne gewaden naar klassieke voorbeeld
De basiliek van de HH Agatha en Barbara is een Neo classicistisch gebouw.
Romantiek 1820 – 1870
In Romantiek emotie -> als reactie op gevoelloze van Classicisme -> beweeglijk en drukke compositie. Gevoel i.p.v. verstand -> veel belangstelling verleden, verre exotische landen en oosterse culturen.
Schilderijen -> beweeglijke compositie, sterk licht-donker contrast, felle kleurgebruik. Legt natdruk op natuur -> grote overweldigende, vaak gefantaseerde landschappen met de mens als nietig wezen daarin geplaatst.
Mode -> verdwijnt klassieke lijn -> taille op normale hoogte en kleding kleurrijker.
Belangrijkste kunstenaars van Romatiek: Eugène Delacroix en Caspar David Friedrich
Belangrijkste kenmerken van Romantiek zijn:
– fel kleurgebruik
– licht-donker contrasten
– aandacht voor natuur en natuurbeleving
– vlucht in het verleden en Oosterse landen
De ‘Stad aan de rivier bij storm’ is een goed landschapsschilderij bij romantiek.
Realisme 1840 – 1875
Gewone mens in middelpunt -> aandacht voor leven, wonen en vooral werken. Arbeider niet als minderwaardig persoon, maar als iemand die trots mag zijn op zijn prestatie.
Belangrijkste kunstenaars van Realisme: Vincent van Gogh en Jean Francois Milet
Belangrijkste kenmerken van Realisme zijn:
– De gewone mens en zijn omgeving
– Aandacht voor sociale omstandigheden
– De werkende mens
Impressionisme 1870 – 1890
Parijs -> vaak tentoonstellingen in Salons. Normaal binnenshuis. Monet -> schildersezel in natuur -> al eerder een groep -> Barbizon.
Impressionisme -> snelle toetsen in de verf goed zichtbaar -> lichteffect weergeven -> snel werken -> vaak verf op doek mengen
Impressionisten -> schaduw bevat alle kleur -> bijna geen zwart gebruikt.
Keuze onderwerp: gewone alledaagse zaken
Invloed van fotografie goed zichtbaar: afsnijdingen -> ook bij schilderijen.
Mode: platdrukkend korset: kostbaar, hulp bij aankleden en nauwelijks bewegen
-> werkende stand droeg dit niet.
Belangrijke kunstenaars van Impressionisme: Haagse School -> Mesdag en gebr. Maris -> vooral landschappen, Amsterdamse school -> Breitner -> stadsleven -> fotografie. Edgard Degas -> balletwereld -> boutseerwas en klei. Eduard Manet -> mensen als onderwerp -> niet netjes maar bloot -> eigen weg. Monet en Auguste Rodin. Meest verwant met School van Barbizon
Belangrijkste kenmerken van Impressionisme zijn:
– De werking van het licht en sfeer schilderen, vooral buiten
– Snelle directe schildertechniek
– Toevallige compositie en abrupte afsnijdingen
– Alledaagse onderwerpen (werkelijkheid)
De hut van de douanier -> goed voorbeeld -> complementaire kleuren in schaduw. Ruimtesuggestie is door kleurverheldering verkregen.
Impressionisten -> meest verwant met School van Barbizon
Pointillisme 1890
Vooral met kleur bezighouden -> kleine ongemengde verftoetsen -> op afstand mengen de kleuren zich in ons oog -> Pointillisten -> erg tijdrovend -> geen impressionisme meer, wel dezelfde onderwerpen.
Belangrijke kunstenaar van Pointillisme: Georges Seurat
Belangrijkste kenmerken van pointillisme zijn:
– kleur-vlek techniek, o.g.v. wetenschappelijke kleurtheorie
– geen toepassing meer van zwart
– Stippeltechniek, Pointillisme
– Meer aandacht voor de vorm
Le Chahut goed voorbeeld -> ook afsnijding van fotografie.
Symbolisme 1885 – 1900
Symbolisten -> duistere natuurverschijnselen en diepere gevoelens en gedachten van de mens uitbeelden -> begrijpt soms niet wat maker bedoelt.
Belangrijke kunstenaars van Symbolisme: Paul Gauguin -> niet tevreden met uitbeelden van zichtbare werkelijkheid en Gustave Moreau en Jan Toorop.
Belangrijkste kenmerken van Symbolisme zijn:
– voorstelling van droombeelden
– werken met symbolen
– Mysterie en geheimzinnigheid staan centraal
‘Fatilisme’ goed voorbeeld -> iets beklemmends.
Jugendstil & Art Nouveau 1890 – 1910
Eind 19de eeuw -> staal en gietijzer als constructiematerialen toegepast -> metro-ingangen in Parijs. In de mode was de stijl ook herkenbaar.
Vormgeving -> vooral plant- en bloemmotieven -> gebruiksvoorwerpen, sieraden en meubilair -> golvend lijnenspel. Ook in boekillustraties en affiches -> versieren.
Producten erg tijdrovend en duur -> stroming duur niet lang
Belangrijke kunstenaars van Jugendstil & Art Noveau: Antoni Gaudi, Victor Horta -> Jugendstil-huis en Alfons Mucha.
Belangrijkste kenmerken van Jugendstil & Art Noveau zijn:
– Met de hand gemaakte producten
– Overheersing van de golvende lijn
– Plant- en Bloemmotieven
Jugendstil-vaasje in Rotterdam, goed voorbeeld Jugendstil (Frankrijk -> Art Nouveau).
Expressionisme na 1905
Veel schilders na Impressionisme hun eigen weg -> moeten levende mensen komen -> uitdrukken van gevoel -> expressionisme
Belangrijkste kunstenaars van Expressionisme: de Fauvisten -> kleur een gevoelswaarde. Die Brücke -> sociaal, en Der Blaue Reiter -> vormverandering. Ook nog Marino Marini en Henri Matisse en Ernst Ludwig Kirchner.
Belangrijkste kenmerken van Expressionisme zijn:
– onnatuurlijk felle kleuren
– grove penseelstreken
– sociaal engagement
– vervorming om de expressie te versterken
‘Czardasdanseressen’ -> goed voorbeeld expressionisten -> geen voorgrond -> beschouwer directer betrokken bij gebeuren
Kubisme 1907
Natuur in gelijkmatige kleurvlakken ordenen -> nieuwe vormentaal -> soms Afrikaanse invloeden.
Kubisten -> schilderij is een venster naar de werkelijkheid. Schilderij -> plat vlak.
Vooral stillevens, ook beeldhouwers -> vormentaal. Niet gevoel, maar verstand staat centraal. In kledingdressins -> invloed Kubisme zichtbaar.
Belangrijkste kunstenaars van Kubisme: Paul Cézanne, Pablo Picasso, George Braque en
Juan Gris
Belangrijkste kenmerken van Kubisme zijn:
– Onderwerpen vanuit verschillende aanzichten afgebeeld
– Wiskundige vormentaal
– Vaak collagetechnieken toegepast
– Geen perspectief
‘Kollage met fruitschaal en karaf’ -> goed voorbeeld.
Futurisme 1909 – 1916
Snelheid en beweging kenmerken 20ste eeuw -> machines, treinen, steden en films
Beweging vastleggen door opeenvolgenden momenten tegelijkertijd weer te geven. Ook beeldhouwers -> beweging uitdrukken
Futuristen -> verheerlijken de snelheid, dynamiek en geluiden van de nieuwe tijd.
Belangrijkste kunstenaars van Futurisme: Marinette, Gino Severini
Belangrijkste kenmerken van Futurisme zijn:
– Beweging uitbeelden door herhalingen
– Beweging uitbeelden door vervormingen
– Vaak toepassing van glanzende voorwerpen
‘De trein der gewonden’ ->goed voorbeeld futurisme ->opbouw uit losse onderdelen -> medium film.
Dada 1916
Zij zetten zich af tegen wat men mooi moest vinden -> expres anti-kunst -> choqueren. Alledaagse voorwerpen -> kunt, soms grappige invallen die functie ontnam. Iedereen kustenaar.
Belangrijkste kenmerken van Dada zijn:
– Belachelijk maken van officiële kunst
– Humor en ironie
– Gewone dingen tot kunst verklaren
Bauhaus 1919 – 1933
School opgericht door vooruitstrevende kunstenaars -> techniek en kunst samenbrengen. Goede woningen centraal -> totale interieur aangepast. Kunst als totaal-kunst was hun ideaal.
Veel vormonderoek gedaan -> producten moesten door machines gemaakt worden
1933 -> school door de Nationaal-Socialisten gesloten. Veel architecten nu nog dankbaar gebruik van Bauhaud-ideeën -> skeletbouw, gebruik van staal en beton en de toepassing van veel glas.
Belangrijkste kenmerken van Bauhaus zijn:
– Functionele vormgeving
– Toepassing van wiskundige vormen
– Massaproducte
– Totaal-kunst, vooral gebruiksvoorwerpen
– Gebruik van nieuwe materialen
Een lampje -> eenvoudige, heldere ruimtelijke vormen -> eigenschappen materiaal zo direct mogeljk toegepast.
De Stijl 1917 – 1924
Vereenvoudiging van vorm en kleuren -> kunst voor iedereen begrijpelijk maken -> eenvoudige horizontale en verticale lijnen en ongemengde kleuren -> evenwicht en pure kleuren was ideaal
Belangrijkste kunstenaars van De Stijl: Piet Mondriaan -> lid van De Stijl, ook Gerrit Rietveld en Oud, Van Doesburg en Van der Lek
Belangrijkste kenmerken van De Stijl zijn:
– Strenge wiskundige ordening
– Toepassing van primaire kleuren, zwart en wit
‘De Bolderkar’ is een goed voorbeeld van De Stijl.
Surrealisme 1924
Surrealisme -> boven de gewone werkelijkheid -> fantasiewereld van onwerkelijke situaties en droombeelden die voor de kijker vaak niet toegankelijk is.
Belangrijkste kunstenaars van het Surrealisme: René Magritte -> daagt kijker uit niet zo maar te vertouwen op wat hij ziet en weet van de dingen.
Belangrijkste kenmerken van het Surrealisme zijn:
– Droombeelden belangrijker dan traditionele beelden
– Schilderen vanuit een onderbewust direct handelen
– Natuurgetrouwe weergave
Magritte -> uitdagen. Een stroming die sterk verwant is met het surrealisme is het Magisch Realisme.