Het Gouden Huis van Nero staat bekend om de architectonische vernieuwingen die het met zich mee bracht. Tegelijkertijd heeft het een grote invloed gehad op de Grotesk kunst. In dit artikel is een korte samenvatting te geven over de geschiedenis van dit gebouw.
Een jaar na de moord op zijn moeder Agrippina, in 60 ad, begon Nero aan de bouw van zijn paleis: de Domus Transitoria. Dit gebouw zou de keizerlijke bezittingen op de Palatijn met zijn villa van Maecenas op de Esquilijn moeten verbinden. De bedoeling was dat Nero dan niet zijn landgoed en keizerlijke residentie hoefde te verlaten om van de ene plek naar de andere plek te komen.
De bouw van zijn paleis duurde tot 64, toen de brand in Rome uitbrak. Deze brand woedde negen dagen lang in de stad en heeft complete woonwijken verwoest. Deze brand bood Nero de gelegenheid de afgebrande stadswijk tussen de heuvels de Palatijn, de Esquilijn en de Caelius te onteigenen van het volk.
Er zijn geruchten onder het volk gegaan dat Nero de brand zelf had aangestoken om ruimte te creëren voor zijn volgende bouwwerk. Suetonius heeft over de rol van Nero, tijdens de brand van Rome, geschreven: “Uitziend over deze brand vanuit de toren van Maecenas en zich verlustigend in wat hij noemde ‘der vlammen pracht’, zong hij in zijn bekende theaterkostuum de Inname van Troje. Om zich ook deze gelegenheid om zich te verrijken met roof en plundering niet te laten ontgaan, beloofde hij dat de lijken en het puin gratis zouden worden geruimd en gaf hij niemand toestemming in de buurt te komen van wat restte van zijn bezittingen..”[1]
De meningen over de rol van Nero in de brand zijn echter verdeeld. Tacitus schrijft dat Nero niet in de stad was tijdens zijn brand en dat hij pas naar de stad kwam, toen het vuur zijn paleis bedreigde.[2] Wel kan men opmaken dat de brand hem min of meer goed uitkwam. Nero liet een gedeelte van de stad herbouwen voor het volk. Hij eiste zelfs veiligheidsmaatregelen, zoals brandwerend geachte steensoorten. Ook mocht er tot een bepaalde hoogte geen houten balken meer worden gebruikt en het werd verboden om huismuren te delen. Elk huis moest omgeven worden door eigen muren.[3]
De Domus Transitoria moest herbouwd worden, omdat het beschadigd was door de brand én door die brand was er ruimte gecreëerd voor een nog groter paleis.
In 64 begon Nero aan de bouw zijn nieuwe residentie: de Domus Aurea.
Als geheel bestond de Domus Aurea uit een monumentale vestibule gelegen aan de kant van het forum Romanum, een residentie op de Palatijn, een groot uitgestrekt park met paviljoenachtige gebouwen voor ontvangsten en diners, badhuizen en nymfaea. Dit alles was verspreid over een immens landgoed in het hart van Rome. Er is gebruik gemaakt van natuurlijke grenzen tussen de stad en het landgoed, door bijvoorbeeld tuinen. Dit was gebruikelijk in die tijd.[4]
De oppervlakte van de Domus Aurea was ontzettend groot. Richting het zuiden strekte het landgoed tot de tempel van Claudius op de Caelius heuvel. Richting het oosten strekte het land tot de huidige Via Merulana, waar de tuinen van Maecenas waren. In westelijke richting kwam het land tot de Palatijn en de Velia en richting het noorden reikte de landschapstuin tot het forum van Augustus. Het landgoed van de Domus Aurea had veel weg van een horti; een parkland in de stad over de hellingen van de heuvels, langs de Tiber.[5] Onder het bewind van Nero waren delen van vele parken in privé bezit, zoals de tuinen van Agrippina, Lucullus, Maecenas, de Horti Tauriani en nog veel meer. Alles bij elkaar werd als één groot landgoed gezien. Het moet onvoorstelbaar groot zijn geweest.
Over de grootte zijn in de oudheid veel grapjes gemaakt. Deze werden op muren geschreven of van mond tot mond door gegeven. “Heel Rome één paleis. Burgers, wijk naar Veii uit. Of zou misschien dat huis ook Veii gaan beslaan?” schrijft Suetonius in Nero.[6]
Op het landgoed zouden wilde, exotische dieren rondlopen. Al deze moeite zou Nero niet voor niets doen. De Domus Aurea was niet iets wat Nero zou willen verstoppen. Het terrein moest toegankelijk zijn voor nieuwsgierigen. Er moet een gecontroleerde toegang voor het publiek zijn geweest.[7]
De verschillende onderdelen van de paviljoenachtige gebouwen op het terrein hadden allen een andere functie en dienden voor de dagelijkse bezigheden van de keizer. In de ochtend was er het negotium, met onder andere audiënties en vergaderingen. Deze vonden plaats op de vestibule en in het paleis zelf. De rest van het complex was voor het otium; ontspanning in de middag en avond uren, zoals baden, dineren en wandelingen maken.
De Domus Aurea, ook wel het Gouden Huis van Nero genoemd, heeft zijn naam te danken aan de façade. Deze zou namelijk van goud zijn geweest. Er zijn hier echter discussies over gaande of het wel écht verguld was[8]
De toegang tot het complex werd gevormd door de Via Sacra die vanaf het forum Romanum werd ingesloten door imposante portieken van twee verdiepingen hoog. De Via Sacra leidde naar de hoogste plek op de Velia, waar een door portieken omgeven terras lag met een kolossaal bronzen beeld van Nero van ongeveer 30 tot 35 meter (119.5voet) hoog.[9] Rechts daarvan lag de Palatijn met het paleis en verspreide gebouwen. Vanaf het terras had men een goed uitzicht over het park in het dal, het kunstmatige meer en de omringende heuvels.
Het is voor te stellen dat de Domus Aurea er heel indrukwekkend uit zou moeten hebben gezien. Veel bomen, grote grasvlaktes waar exotische dieren rond liepen en kuddes die aan het grazen waren. Het ene gebouw na het andere gebouw en natuurlijk boven op de heuvel, aan het einde van de Via Sacra, was een gigantisch paleis, waarvan men de gouden façade kon zien glinsteren tussen de bomen. Vele antieke schrijvers hebben zich verbaasd over alle rijkdom en natuur. Suetonius schreef: “De voorhal was zo groot dat daarin een kolossaal beeld van hemzelf kon staan van veertig meter hoog. Het paleis was zo immens dat het een drie dubbele galerij bevatte van een mijl lengte, verder een vijver die wel een zee leek, omgeven door gebouwen die voor steden konden doorgaan. Er waren ook landelijke gedeelten met een afwisseling van akkers, wijngaarden, weilanden, bossen met allerlei tamme en wilde dieren…”[10]
De Domus Aurea is ontworpen door de architecten Severus en Celer. Zij werden door Tacitus gezien als vooraanstaande architecten in die tijd. Zij zijn verantwoordelijk geweest voor het hele terrein. Dus ook het landschap hebben zij ontworpen. Er is op de resten van de Domus Transitoria gebouwd. De muren zijn opnieuw gebruikt en bepaalde funderingen ook.[11] De architecten zijn erg experimenteel bezig geweest qua inrichting.
Er is alleen een ondergronds gedeelte van het hoofdgebouw bekend. De meeste kamers zijn rechthoekig van vorm en verbonden door lange gangen. Elke kamer is ongeveer 10 à 12 meter hoog. Toch zijn niet alle kamers hetzelfde van vorm. In het midden van de opgegraven resten is een binnenplaats met nissen en absidiale kamers. Er is een atrium en een peristylium. Een belangrijk vertrek is de octagonale kamer. Deze achthoekige kamer heeft het eerste overleefde plafondgewelf in Rome. Dit opende meer flexibiliteit voor de inrichting en meer mogelijkheden voor de toekomst. Voorheen waren namelijk alleen rechthoekige kamers gebruikelijk. Door het gebruik van betonnen daken op een flexibele manier, was het mogelijk om andere vormen kamers te creëren, zoals ronde, absidiale en ovale, wat voorheen waarschijnlijk niet mogelijk of gebruikelijk was. De octagonale kamer is een belangrijke eetkamer geweest in het complex.Deze kamer was onvoorstelbaar rijk gedecoreerd en had allerlei technische systemen. Suetonius was erg onder de indruk van alle rijkdom en hij schreef: “In de overige gedeelten was alles met bladgoud bedekt en versierd met edelstenen en parelmoer. De eetzalen hadden zolderingen met ivoren vlakken die draaibaar waren, zodat er bloemen doorheen gestrooid konden worden, en van gaten voorzien, zodat van bovenaf reukwerk kon worden gesprenkeld. De belangrijkste eetzaal was rond en draaide onafgebroken dag en nacht in het rond net als een hemelgewelf. In zijn baden stroomde water uit de zee of uit de Albula. Zo zag het paleis eruit waarvoor hij, toen hij het na de voltooiing inwijdde, niet meer waardering over had dan dat hij zei nu eindelijk een menswaardig verblijf te hebben gekregen…”
Ook had de Domus Aurea nymfaea. Dit waren kamers met waterpartijen waar men kon liggen en kon eten. Deze nymfaea waren allen tevens rijkelijk gedecoreerd. Het complex staat dus ook bekend om de extreme luxe die er te vinden was. Zo waren de wanden gedecoreerd met marmeren platen, goud, edelstenen en schilderingen. De binnenkant van het complex was minstens zo mooi en indrukwekkend als de buitenkant.
Nero pleegde in 68 zelfmoord op 32-jarige leeftijd. Met zijn dood kwam het einde aan de Julio-Claudische dynastie. Een jaar later kwam Vespasianus aan de macht en alle werkzaamheden aan het complex werden stop gezet. Hij deed vervolgens een politiek- strategisch slimme zet; hij gaf grote delen van het land van Nero terug aan het volk. Deze damnatio memoriae symboliseerde het einde van de tirannie van de gehate keizer Nero en het begin van de Flavische dynastie. Hij liet het kunstmatige meer droog leggen en bouwde daar een amfitheater voor het volk; het Colosseum, vernoemd naar het kolossale beeld van Nero die er eens stond. De vele sculpturen die het complex eens rijk was, werden verhuisd naar de Tempel van de Vrede. De thermen van de Domus Aurea zijn heropend onder het bewind van Titus. Ongeveer een kwart eeuw later, maakte keizer Trajanus het karwei af. Hij liet alle kostbare materialen verwijderen uit de complexen. Het marmer werd van de muren gestript, de beelden werden verwijderd en alles wat kostbaar was werd meegenomen. Vervolgens stortte hij de ruimtes vol met bouwafval en legde er de fundering voor zijn keizerlijke baden. Paradoxaal genoeg, creëerde hij met zijn pogingen om alle sporen van Nero’s paleis uit te wissen en het onder de grond te stoppen, prima omstandigheden voor het behoud ervan. Pas toen in de renaissance een deel van het thermencomplex erboven instortte, werd het ontdekt. Men wist toen nog niet dat het om het Gouden Huis van Nero ging.
Tot nu toe zijn er ongeveer 140 kamers blootgelegd op de Esquilijn, en 30 hiervan zijn voor het publiek toegankelijk. Dit geeft nogmaals de grootte van het complex aan. De bloot gelegde kamers zijn slechts ondergrond en het paleis bestond uit meerdere verdiepingen. Men kan hoogst waarschijnlijk spreken van een paar honderd kamers.
In de jaren negentig hebben lange restauraties aan het gebouw, en voornamelijk aan het schilderwerk, plaats gevonden. Het is hierna enige tijd open gesteld voor het publiek. Helaas heeft het hoofdcomplex enige tijd hierna waterschade opgelopen. Het is geruime tijd dicht gegaan door restauratie werkzaam heden. Tegenwoordig, anno 2007, wordt er nog steeds mondjesmaat gerestaureerd, maar het is wel toegankelijk voor het publiek.
[1] Suetonius. Nero. 39.
[2] Tacitus ann. XV.39.39
[3] Tacitus ann. XV. 43
[4] Boëthuis, A. The Golden House of Nero. Some Aspects of Roman Architecture. The University of Michigan Press, 1960 p 108.
[5] Henig, M. Architecture and Architectural Sculpture in the Roman Empire. Oxford University Committee for Archaeology, 1990 p 15.
[6] Suetonius. Nero. 39
[7] Henig, M. 1990 p 16
[8] Plinius schreef over de facade van goud. Toch zijn hierover verschillende meningen. Het zou namelijk ook de ‘gouden regeerperiode’ van Nero kunnen symboliseren.( Boethius schrijft hierover in zijn boek. Bladzijde 105.)
[9] Het zou het beeld van Nero als Helios de zonnegod moeten voorstellen. Er zijn echter theorieen dat de kolossos van Nero pas na zijn dood veranderde in Helios de zonnegod. Zie Boethius,A. The Golden House of Nero. P 111
[10] Suetonius. Nero.30-31. Ik wil echter vermelden dat veel van deze bronnen, zoals Suetonius en Tacitus, enigszins overdreven en naar ideaal geschreven zijn. Het is vrijwel onmogelijk om in vier jaar tijd een park aan te leggen die volledig volgroeid is.
[11] Ball, L. Journal of Roman Archaeology. Rome Papers: Aventine, Palatine, Domus Aurea. ANN ARBOR 1994 p. 208