blog placeholder

Dit artikel behandelt de negentiende eeuwse schilder David Jozef Bles

Bles werd de 10de september 1821 in Den Haag geboren. Oorspronkelijk volgde hij de richting van zijn meester Cornelis Kruseman, onder wie hij de beginselen der kunst leerde. Later trok hij, ter voltooiing van zijn studie van zijn studies naar Parijs, en hoewel hij door zijn meester zeer warm aan Robert Fleury aldaar was aanbevolen, bepaalde zich de invloed van deze grote Franse kunstenaar zich slechts tot opmerkingen omtrent de studie en schetsen, die Bles aan Fleury liet zien. In 1843, dus op 22-jarige leeftijd, keerde Bles naar Den Haag terug; in die tijd had hij al “een Savoois lieremeisje” en “een Hongaarse muizenverkoper” aan het publiek getoond. Hij begaf zich in het historische genre met “Rubens en de jeugdige Teniers” en “Paulus Potter op zijn namiddag in studie”. Kort daarna schilderde hij “Gezelschap van muziekliefhebbers”,

 Toen Bles een gemaskerd bal bezocht inspireerden de kledij uit de achtiende eeuw hem zowel door de vorm als door de kleur dat hij daardoor geïnspireerd werd om het blijspel, de comédie humaine, op paneel of doek te vertolken. Het kostuum der achtiende eeuw gaf niet alleen door allerlei verschil in kleur en vorm, veel scherper en duidelijker stand en maatschappelijk karakter aan, dan dat der zeventiende, maar ook de geest van de eeuw leende zich beter voor de vrolijke onderwerpen, die Bles bij voorkeur behandelde. Zijn eerste schilderij over dit onderwerp was “de fat van vroeger dagen” met de bekende regels van Hieronymus van Alphen voor ogen: “Wie telkens in de spiegel ziet” voor ogen. Onder de toejuichingen van zijn kunstvrienden en publiek betrad Bles dit nieuwe pad, en toen zijn vernuft zich eenmaal geopenbaard had, vond het bij Cats, Boileau en anderen overvloedige stof. Bles vervaardigde nu een reeks guitige, vermakelijke, puntige en humoristische taferelen met titels als “Om de minne van de smeer”, “Die syn waer weet op te pronken”, “Wanneer een grage kat het spit begint te leken” enz. Hij bracht de taferelen en figuren geestig en met vernuftige behandeling van de stof voor het doek.

 Als schilder van satirische en humoristische doeken, die de menselijke zwakheden en dwaasheden op de luimigst wijze aan de kaak stelden, bezat David Bles dan ook zulk een populariteit, dat de onderwerpen van zijn voornaamste schilderijen alom bekend waren en elke nieuwe compositie met de grootste belangstelling werd begroet. David Bles besteedde buitengewone zorg aan de techniek, aan de uitvoering van zijn kunstwerken. Hij verenigde zich niet met de zogenaamde opvatting der impressionisten, die vòòr alles aan het grote ensemble en de indruk van het geheel hechtten. De zorgvuldige schildering van het bijwerk, de uitvoerigheid, die het geringste plekje niet over het hoofd zag, vond in Bles een warm vertegenwoordiger.

 Zo schilderde Bles in 1859, voor het kabinet van baron von Merrenfeld te Moskou “De mooiste minne”, een geestig onderwerp, waar twee grootvaders, onder de schijn van het kleinkindje te liefkozen, aan de frisse boerenschoonheid het hof maken. Enige jaren later werd aan hem een variant op dit vermakelijke thema besteld, en maakte dit schilderij, die ook om haar zonnige toon hoog gewaardeerd werd, deel uit van de verzameling van baron Reede van Oudshoorn te Urecht. Een enkele maal sloeg Bles ook een ernstige toon aan en met het gunstigste gevolg. In de Haagse tentoonstelling van 1869 bevond zich zijn schilderij “De ledige stoel” naar het gedicht van De Bull. Velen waren geneigd dit het meesterstuk van Bles te noemen. Later, in 1877, op de stedelijke tentoonstelling in Amsterdam prijkte de kunst van Bles opnieuw in volle glans met zijn schilderij “De huisvrienden”. Tegelijk met genoemd schilderij werd ook een ander tafereel “Zware en halve rouw” voor de Wereldtentoonstelling in Parijs bestemd.

Aan Bles vielen vele onderscheidingen ten deel, onder meer een Danaë-regen van kruisen en medailles; in 1863 schonk Koning Willem III David Bles de ridderorde van de Eikenkroon, maar reeds in 1860 had koning Leopold I hem voor “een muziekgezelschap” in Het Salon te Brussel met de Leopoldsorde vereerd. Na het tentoonstellen van “De ledige stoel” werd de ridderorde van de Nederlandse Leeuw toegekend. Daarbij voegde zich in 1873 de ridderorde van Frans Jozef en in 1878 die van het Legioen van Eer.  In 1855 behaalde Bles op de Werldtentoonstelling te Parijs een van de drie grootste medailles voor Nederlandse kunstenaars bestemd, en in 1863 een gouden medaille derde klasse.  In 1857 genoot hij de zeldzame onderscheiding van benoemd te worden tot erelid der Keizerlijke Academie te Petersburg.

Overigens maakte Bles naast schilderijen ook waterverftekeningen, etsen en tekeningen op steen.

Bron: 1900. Eigen Haard.