blog placeholder

Vetcellen hebben het vermogen sterk te kunnen uitzetten. Sterk vergrootte vetcellen ontregelen de insuline werking in het lichaam waardoor de kans op het ontstaan van diabetes type 2 toeneemt.

 Vetcellen; houdt het onder controle !

De gemiddelde Westerse mens, met een gezonde BMI-index van ongeveer 20, heeft zo’n 10 tot 20 miljard vetcellen in het lichaam. Deze vetcellen zijn gevuld met lipiden en hebben als bijzonder kenmerk dat ze enorm kunnen uitzetten, tot wel 1000x hun oorspronkelijke grootte. Deze uitzetting vind plaats wanneer het lichaam meer calorieën via de voeding krijgt aangeboden dan voor de verbranding wordt gebruikt. Als de maximale uitzetting van de vetcellen bereikt is, worden via zogenaamde ‘precursor’-cellen nieuwe vetcellen gevormd. Zo kan een persoon met extreem overgewicht of obesitas met een BMI-index van ongeveer 30, tot wel 100 miljard vetcellen hebben. Bij een verlaging van de calorie-inname, b.v. als gevolg van diëten of meer lichaamsbeweging, krimpen de vetcellen en worden dus weer kleiner. Wel behouden ze hun vermogen tot uitzetting. Dus zodra de calorie-inname weer de verbranding overstijgt, zal de uitzetting van de cellen weer plaats vinden.

 Liposuctie.

Eenmaal aangemaakte vetcellen blijven altijd aanwezig. Het aantal vetcellen neemt dus niet meer af, ongeacht het veranderde voedingspatroon of verhoogde lichaamsbeweging. De enigste effectieve manier om onderhuidse vetcellen definitief te verwijderen is via ‘liposuctie’ of ‘liposculptuur’. Hierbij worden de vetcellen met een speciale zuigtechniek weggezogen. Deze techniek, een vorm van plastische chirurgie, wordt meestal onder plaatselijke verdoving uitgevoerd. Nadrukkelijk moet worden gezegd dat deze techniek niet geschikt is om overgewicht te corrigeren. Het is uitsluitend bedoeld om plaatselijke ophopingen van vetweefsel op billen, bovenbenen, heupen en middel te verminderen. Hierbij moet men zich ook realiseren dat het van belang is alsnog zijn/haar levenswijze, en dan met name het voedingspatroon, zodanig aan te passen dat hernieuwde aanmaak/opbouw van vetcellen zoveel mogelijk wordt voorkomen. Zo niet loopt men het risico na een zekere tijd opnieuw drastische maatregelen te moeten nemen.

 Belang van het weefsel bij het ontstaan van diabetes type 2.

 In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is vetweefsel geen inactief weefsel. Integendeel, het geeft allerlei stoffen af die het risico op hart- en vaatziekten en beroertes verhogen, en die tevens de productie van het stresshormoon cortisol opvoeren. Hoge concentraties cortisol worden in verband gebracht met met hoge bloeddruk en diabetes. Kleine vetcellen produceren bovendien een hormoon dat ervoor zorgt dat het lichaam gevoelig blijft voor de werking van insuline. Dit voorkomt het ontstaan van diabetes type 2. Bij grote vetcellen stopt de productie van dit hormoon, waardoor de kans op ontregeling van de werking van insuline toeneemt. Hierdoor bestaat een vergrootte kans op het ontstaan van diabetes type 2. Bij diabetes type 2, ook wel ouderdomsdiabetes genoemd omdat vroeger vooral oudere mensen dit type diabetes ontwikkelden, kan het lichaam de bloedsuikerspiegel niet meer goed reguleren. Dit wordt veroorzaakt doordat er onvoldoende insuline in het lichaam aanwezig is en het lichaam niet meer goed op de wel nog aanwezige insuline reageert (insulineresistentie). Het lichaam is hierdoor niet meer in staat voldoende suiker uit het bloed te halen, waardoor de bloedsuikerspiegel hoog blijft. Ook zijn de vetstofwisseling en bloeddruk vaak ontregeld.  Langdurig hoge bloedsuikerwaardenkunnen op termijn resulteren in diverse ernstige complicaties zoals nieraandoeningen, problemen met de ogen en de voeten en sexuele problemen, zoals erectiestoornissen. 

Voorkomen is beter dan genezen.

Zoals altijd is voorkomen beter dan genezen. Hoewel ook met diabetes type 2 goed te leven valt, is het van belang stappen te ondernemen die het risico op het ontstaan van diabetes type 2 kunnen verkleinen. Hoewel het ontstaan van diabetes type 2 niet uitsluitend door de voeding en levenswijze wordt bepaald, is het toch aan te bevelen de inname en/of verbranding van calorieën dusdanig te reguleren dat opbouw en uitzetting van vetcellen, gezien hun rol bij het ontstaan van deze ziekte, zoveel mogelijk wordt voorkomen. Een gezonde levensstijl met voldoende goede voeding en lichaamsbeweging spelen hierin een belangrijke rol.