Niemand weet nog alles wat op lange termijn in zijn of haar leven gebeurd is. Dat we die dingen niet allemaal kunnen onthouden heeft te maken met vergeten in het lange termijn geheugen. Hoe werkt dit vergeten dan eigenlijk? DIt artikel zal dit duidelijker maken.
Om ons iets te kunnen herinneren moet de informatie eerst doorgedrongen zijn tot het Lange Termijn Geheugen (Engelse afkorting LTM). We hebben eerder al gezien dat het LTM een oneindige capaciteit heeft en hierdoor kan vergeten niet verklaard worden door displacement. Het associationisme geeft als verklaring interference: competitie tussen verschillende items van informatie kunnen het leren belemmeren en produceren zo het vergeten. Dit vindt plaats wanneer de hoeveelheid informatie groeit en items elkaar gaan overlappen. Het onderscheid twee basisvormen:
– Retroactive interference: recente ervaringen maken het moeilijk om eerdere ervaringen op te roepen
– Proactive interference: eerdere ervaringen maken het leren en oproepen van recentere ervaringen moeilijk.
Laatstgenoemde kan optreden, omdat associaties niet altijd gepaard gaan met dezelfde tijdsvolgorde. Hoe interference precies werkt weet niemand, maar het algemene idee is dat associaties leiden tot competitie tussen reacties. Er bestaat ook een opvatting dat het groter worden van interference kan leiden tot de vernieling van herinneringen=unlearning: build-up van interference leidt tot de verbreking van associaties. De cue-depending coding theorie heeft een heel andere kijk op het proces van vergeten. Volgens hen is herinneren afhankelijk van de opslag van de juiste context. Zij zeggen dat informatie niet Per Se verdwenen hoeft te zijn, wanneer je het op een bepaald moment niet kan oproepen. Dit is een gebrek aan availability: de grondgedachte dat herinneren bepaald is door het al dan niet aanwezig zijn van de informatie in het LTM; vergeten impliceert dat de informatie vernietigd is. Zij spreken liever over accessibility: de grondgedachte dat zowel vergeten als herinneren afhankelijk is van effectieve oproeping ; zonder de juiste cues , is de informatie die bestaat in het LTM niet bereikbaar/ toegankelijk. Vergeten door een gebrek om de juiste informatie op te roepen wordt context- dependent forgetting genoemd. We zijn dan niet instaat de juiste contextuele cues te gebruiken. Zowel de interference theorie als de context- dependent forgetting theorie lijken beter aan te sluiten bij episodic memory, omdat ze beiden gaan over wat, waar wanneer. state dependent coding: de verandering in context geassocieerd met fysieke en mentale staat; dus geen externe cues. State-dependent forgetting: vergeten is gerelateerd aan veranderingen in context geassocieerd met fysieke en mentale staat. De invloed van veranderingen in de context moet niet onderschat worden. Grote veranderingen kunnen het moeilijk maken een bepaalde context op te roepen in gedachte. De theorie van context- dependent forgetting helpt ook om verschillen tussen het optreden van geheugen te verklaren, tussen recall en recognition. Recognition is over het algemeen makkelijker, omdat alle informatie die nodig is om je iets te herinneren je aangeboden wordt. Het moet alleen nog gecombineerd worden met eerder verkregen kennis. Bij recall moet je zelf alle cues oproepen en dus is dit moeilijker. Er bestaat ook false recogntion: een vorm van geheugenfalen waarbij aanwezigheid van bekende cues ertoe leidt dat we geloven dat de stimulus matcht met een eerder ervaren stimulus