Steeds meer verzorgingshuizen sluiten. Er is grote onrust onder ouderen die in verzorgingshuizen wonen. Begrijpelijk. Een gedwongen verhuizing is voor niemand leuk en zeker niet als je oud en afhankelijk van anderen bent. De maatschappelijke stemming is negatief. Er wordt schande gesproken over de sluitingen. In dit artikel wordt ingegaan op de veranderingen in de langdurige ouderenzorg en waarom de sluitingen uiteindelijk een kwaliteitsimpuls kunnen geven aan deze zorg.
In het regeerakkoord is afgesproken dat ouderen met een zorgvraag op het niveau van verzorgingshuiszorg niet meer in aanmerking komen voor een opname in het verzorgingshuis. Dit betekent, dat de oudere met een bepaalde zorgvraag, die voorheen nog kon kiezen tussen thuiszorg of een verzorgingshuisopname, wordt gedwongen tot zorg via de thuiszorg. Dit overheidsbeleid is in de eerste plaats ingegeven vanuit kostenoogpunt: verzorgingshuiszorg is vele malen duurder dan zorg thuis. Het gevolg van dit overheidsbeleid is dat de verzorgingshuizen massaal te kampen hebben met een opgedroogde instroom van nieuwe klanten, terwijl bestaande klanten wel weggaan (ze overlijden, of ze hebben zwaardere zorg nodig in een verpleeghuis). Hierdoor ontstaat langzamerhand leegstand in bijna alle verzorgingshuizen in Nederland. Zonder aanvullende maatregelen van de zorgorganisaties zullen dus op termijn alle verzorgingshuizen moeten sluiten. Bij een lagere bezetting in een verzorgingshuis komt er altijd een moment waarop een verzorgingshuis in de rode cijfers komt. Inmioddels proberen sommige zorginstellingen de appartementen in de verzorgingshuizen dan maar te verhuren aan ouderen met een zorgvraag, om op deze manier voorlopig de leegstand te lijf te gaan. Andere instellingen kiezen er voor om verzorgingshuizen te sluiten wanneer de bezetting onder een bepaalde drempel komt. Dit zijn logische besluiten die zorginstellingen wel moeten nemen om financiële problemen te voorkomen.
De onrust die dit met zich meebrengt is groot. Met name de sluiting in kleine gemeenten komt hard aan, omdat er vaak geen alternatief nabij is. Bewoners van een verzorgingshuis zijn vaak zo ‘gehospitaliseerd’ dat ze niet terug kunnen naar een normale thuissituatie. Ze zullen dus noodgedwongen moeten verhuizen naar een ander verzorgingshuis, die soms ver weg ligt van het dorp waar ze altijd hebben gewoond. Dit is natuurlijk dramatisch voor betrokkenen. Het is echter ook niet te voorkomen. Als we de ouderenzorg in Nederland willen veranderen, dan zijn dit soort transities, hoe pijnlijk dan ook, noodzakelijk.
Ook zonder overheidsbeleid waren de verzoringshuizen gedoemd om ten onder te gaan. Steeds minder mensen met een beperkte zorgvraag kozen voor een opname in een verzorgingshuis. Zorghehoefenden zoeken naar steeds nieuwe manieren om zo lang mogelijk thuis te wonen. Begrijpelijk. Over het algemeen is een oudere er niet bij gebaat om te belanden in een verzorgingshuis en vaak zie je na zo’n opname een verdere verslechtering van de gezondheid, deels veroorzaakt doordat ze de regie over hun leven verliezen. In situaties waarin de sociale problematiek de boventoon voert bieden verzorgingshuizen nog wel eens een uitkomst, maar deze sociale problematiek (gevoel van sociale onveiligheid, extreme eenzaamheid) waren nooit de reden voor de opkomst van de verzorgingshuizen. Deze sociale problematiek moet op een andere wijze worden opgelost. Hier ligt een taak voor gemeenten en woningcorporaties.
Uit onderzoek blijkt dat eigen regie over het leven zeer bepalend is voor het gevoel van welbevinden. Deze eigen regie wordt maximaal bereikt in de eigen (aangepaste) woning. De sluiting van verzorgingshuizen ten gunste van de thuiszorg levert in die zin een impuls aan de kwaliteit en het welbevinden van ouderen. Dat dit ten koste gaat van de huidige bewoners van verzorgingshuizen is een vaststaand gegeven. In grote steden zal dit tot beperkte overlast leiden, namelijk een mogelijke verhuizing binnen de stadsgrenzen. In kleine gemeenten is de impact vele malen groter, maar onvermijdelijk. Het is aan zorginstellingen om deze overgangsperiode zo goed mogelijk te begeleiden door klanten goede informatie te geven, maximaal te begeleiden en alternatieve oplossingen te bieden.