De eerste ketosis-stap. Het koolhydraatarme dieet stelt een zeer afgewogen gebruik van koolhydraten centraal. Uiteindelijk doel is het uitkomen op een ideaal streefgewicht. Een eerste, belangrijke stap daarin is het reduceren van de hoeveelheid glucose in het lichaam. Dat kan alleen door weinig of geen koolhydraten te eten.
Vooral in de eerste fase van het koolhydraatarme dieet is het zelfs het beste om helemaal geen voedingsmiddelen met koolhydraten te eten.
De gevolgen van koolhydraatvrij eten
Doel van het koolhydraatarme dieet is om, meteen in het begin al, er voor te zorgen dat er geen glucose meer uit koolhydraten beschikbaar komt. Het lichaam zal daardoor gaan overschakelen op de verbranding van ketonen. Ketonen komen vrij op het moment dat lichaamsvet verbrand wordt. De meeste mensen denken dat het verbranden van vet alleen mogelijk is door te sporten en door oefeningen te doen. Dat is niet waar. Wel is sporten, zonder twijfel, uitermate belangrijk voor de vetafname. Door te sporten wordt namelijk het metabolisme (het proces dat de omzetting van voedsel naar energie regelt) versneld.
Maar ook het lichaam zelf beschikt over een eigen functie om opgeslagen vet te verbranden. Door onze manier van eten lijkt het evenwel of ons lichaam die functie is ‘vergeten’. We zullen er voor moeten zorgen – door op een andere manier te gaan eten – dat we ons lichaam weer ‘herinneren’ aan de eigen functie van vetverbranding.
Nu niet nodig!
Op dit moment eten we te veel koolhydraten. Die worden bijna onmiddellijk omgezet in glucose. Om die glucose naar de cellen te vervoeren maakt het lichaam insuline aan. Te veel insuline! En dat ’teveel’ moet ergens heen: het wordt opgeslagen in de vorm van lichaamsvet.
U leeft momenteel dus waarschijnlijk 100% op de verbranding van suikers (glucose). Vet wordt niet verbrand. Het neemt, door de overbodige insuline, juist toe! De ideale oplossing zou zijn als u tegen uw lichaam kon zeggen: ‘Hier zitten nog enorme hoeveelheden vet. Verbrand die eerst maar!’.
Zorgen dat het wél nodig wordt!
We willen dat ons lichaam overschakelt van de verbranding van suikers naar de verbranding van vetten. Dat kan, heel eenvoudig zelfs, door minder suikers (koolhydraten) te eten.
Eten we minder koolhydraten dan gaan we automatisch meer vetten en eiwitten consumeren. Die worden rechtstreeks door de cellen gebruikt, zonder omzetting naar glucose. Er ontstaat dan ook geen overproductie van insuline en uw lichaam wordt verplicht om over te schakelen op vetverbranding.
In Ketosis
Is het lichaam eenmaal overgeschakeld op vetverbranding, dan komt het in – wat we noemen – een ‘staat van ketosis’ terecht. Om aan voldoende energie te komen, moet het lichaam nu wel lichaamsvet verbranden. De brandstoffen die daarbij vrijkomen noemen we ketonen.
Het is mogelijk om uit te vinden of uw lichaam inderdaad ketonen afscheidt. Op de eerste plaats kan ketosis worden aangetoond met zogenoemde ketosticks. Dat zijn lipolyse-teststrips. Elke strip heeft aan het einde een testvierkantje, dat u in uw urine houdt. Blijft de kleur hetzelfde, dan bent u niet in ketose. Verandert de kleur (in licht roze of paars), dan bent u in ketose.
Deze test is mogelijk, omdat bij ketosis vet niet geheel door het lichaam wordt opgenomen. De niet-gebruikte deeltjes worden afgevoerd via de urine.
Maar er zijn meer tekenen dat u in ketose bent. Een voor velen van ons opmerkelijk feit is dat je ‘in ketose’ geen hongergevoel hebt! Ook krijgt u in het begin een wat slechte adem en een vreemde, metaalachtige smaak in de mond. Dat laatste is volkomen normaal en het zal al na een paar dagen aanzienlijk minder worden.
Ketosis: een natuurlijk proces
Wat er in uw lichaam gebeurt na de overschakeling van suiker- naar vetverbranding, is een gezond en natuurlijk proces. Van oorsprong is de mens namelijk ‘gebouwd’ voor een onregelmatig leven. Om in vroegere, barre tijden te kunnen overleven, legde het lichaam op momenten van overvloed reservevoorraden aan in de vorm van vet. Brak de tijd aan dat er minder eten gevonden kon worden dan werd dat vet weer verbrand.
Ook bij dieren komen we deze functie tegen. Denkt u maar eens aan beren die hun winterslaap houden. Zij ‘leven’ tijdens die periode op hun vetreserves en ondervinden daarvan geen enkele hinder.
Tegenwoordig eten we, zomer en winter, dagelijks meer dan voldoende. Het gevaar dat daardoor ontstaat, is dat het systeem van reservevoorraden zich tegen ons gaat keren. Het is dus goed om ervoor te zorgen dat er een evenwicht ontstaat tussen activiteiten en voedselopname EN dat we niet méér dan de noodzakelijke voedingsmiddelen binnenkrijgen.