Excessief huilen en hechtingsstoornissen, twee problematieken die nauw samenhangen. Er zijn verschillende oorzaken voor deze conditie, waaronder ook verschillende niet lichamelijke oorzaken. De wijze waarop ouders met hun baby omgaan dat “te veel” huilt is belangrijk voor de verdere ontwikkeling van het kind, maar kan het huilen ook beïnvloeden. In de literatuur staat meermaals vermeld dat responsiviteit en sensitiviteit van de ouders een belangrijke rol heeft tijdens de opvoeding. Problemen hieromtrent kunnen dan ook verschillende gevolgen hebben voor het kind, op zowel lichamelijk als psychisch vlak. In dit werk zal uitgebreid uitgelegd worden hoe er een verband gelegd kan worden tussen het excessief huilen van het kind en hechtingsproblemen op latere leeftijd. De hechtingsproblematiek in het bijzonder wordt verder beschreven.
De ontwikkeling van hechting
Een belangrijk proces dat in het gedrang kan komen wanneer een baby excessief huilt, is het hechtingsproces. Bij de hechting tussen kind en hechtingspersoon, is het erg belangrijk dat deze persoon sensitief en responsief reageert op de dingen die het kind doet. Waarbij sensitiviteit van de primaire hechtingsfiguur kan verklaard worden als zijnde de manier waarop de hechtingsfiguur reageert op signalen van het kind. Responsiviteit is dan weer de mate waarin de primaire hechtingsfiguur reageert op deze signalen. We kunnen het ook op een andere manier bekijken. Een belangrijke oorzaak van het excessief huilen van een kind is dat er iets is mis gelopen in het hechtingsproces tussen ouders en kind.
John Bowlby, de eerste persoon die onderzoek verrichtte naar hechting bij mensen, zegt dat hechting bij kinderen primair gebaseerd is op een behoefte aan veiligheid en zekerheid. Naar mate ze verder ontwikkelen, leren ze dat hun veiligheid door een bepaald individu wordt gewaarborgd. Hierdoor ontstaat er een speciale relatie tussen de baby en dat individu, meestal de moeder. Dit wordt de primaire hechtingsfiguur genoemd. Volgens Bowlby verschaft een sterke, stabiele hechting een soort thuisbasis ook veilige basis genoemd. (Feldman, 2005)Volgens Bowlby vormt hechting zich in 4 fasen:
Van de geboorte tot zes weken oud: Het kind probeert de aandacht van de ouders te trekken door signalen te produceren zoals huilen en dergelijke. Tijdens deze periode is de glimlach voor ouders een vorm van beloning voor interactie. De eerste glimlach zien we al na drie weken, dit noemen we de gastric smile. Deze gastric smile heeft geen sociale oorzaak. Het kind voelt zich na de maaltijd bevredigd en voldaan en zal op dit ogenblik lachen van tevredenheid. De sociale glimlach ontwikkelt zich pas rond twee maanden. Na drie maanden kan de baby brabbelen en geluidjes maken. In deze periode van het leven van de baby is er nog geen sprake van eenkennigheid.
Van zes weken tot zes à acht maanden: Tijdens deze periode begint het kind op vreemden te reageren en er is nu ook op positieve aandacht van specifieke personen.
Van zes à acht maanden tot anderhalf jaar: Het kind zoekt actief contact met zijn verzorgers. Op deze leeftijd komt ook de vreemdenangst te voorschijn. Dit wordt ook de eenkennigheidsperiode genoemd. Binnen deze ontwikkelingsfase kan scheiding tussen ouders en kind gevolgen hebben als er geen goede vervanging is. We zien ook dat er een duidelijke hiërarchie is binnen de relaties.
Vanaf anderhalf jaar: Het kind kan zich vanaf deze leeftijd inleven in de primaire hechtingsfiguur is en kan dan ook met deze persoon rekening houden. Alle ervaringen vanaf deze leeftijd kunnen de eerder gevormde hechtingspatronen ondersteunen of bedreigen. Tot het derde levensjaar speelt het gevoel van veiligheid via lichamelijke nabijheid een rol. Daarna wordt dit vervangen door praten en het uitwisselen van blikken van verstandhouding. Als het kind een goede relatie heeft met zijn hechtingspersoon dan moet het minder energie hierin steken en kan dan andere relaties aangaan. Na het tweede levensjaar worden relaties buiten het gezin belangrijker.Vanaf drie jaar kan het kind ook rekening houden met anderen. Een jaar later zijn de cognitieve vermogens ver genoeg ontwikkeld om te kunnen onderhandelen.(www.infonu.nl; Smit F., 2008; de Bruijn T., 2004; Ritger J., 2002)
De ervaringen van het kind met zijn primaire hechtingsfiguur staan model voor verdere relaties. Bowlby gaat ervan uit dat een kind op deze manier een intern werkmodel vormt van de hechting en dus bijgevolg ook een mentale representatie maakt van anderen en zichzelf. Het model van de andere omvat representaties van de responsen van hechtingsfiguren, dit schept een verwachting van de mate waarin de ander responsief is. Het model van zichzelf omvat een representatie van de eigen kracht en waarde om zorg te verkrijgen van de hechtingsfiguur. Dit intern werkmodel zal in het verdere leven van het kind de sociale interacties richting geven en structureren.De gehele gehechtheidsontwikkeling wordt bij Bowlby gezien als een intrinsiek en biologisch kenmerk in de ontwikkeling van de mens als sociaal wezen. (www.infonu.nl; Ritger J., 2002)
Een veilige hechting geeft een betere socialisatie, een betere volgzaamheid ten aanzien van de ouders, een effectievere emotieregulatie en een cognitieve voorsprong. (Dr. Pepermans, 2010) Binnen de ontwikkeling van een veilige hechting staat de interactie met de primaire hechtingsfiguur centraal.
‘De aard en de kwaliteit van de hechting met de baby is in grote mate afhankelijk van de responsiviteit van de primaire hechtingsfiguur of de voornaamste verzorgers. Door de wijze waarop primaire hechtingsfiguur reageert op de behoeften van hun kind, kan een veilige of onveilige hechting ontstaan. Vanuit het gedrag van de primaire hechtingsfiguur, ontwikkelt de baby een verwachtingspatroon van hoe mensen zullen reageren als hij in nood is’. Binnen de vorming van de hechting zijn er drie belangrijke systemen die zorgen voor de ontwikkeling van het zorgsysteem nl. het zoeken van nabijheid, exploratie en angst. (Melotte, 2010; www.hechtingsstoornissen.com). Dit kunnen we duidelijk zien volgens de circle of security. De primaire hechtingsfiguur fungeert als een veilige haven voor het kind om steeds naar terug te keren na exploratie. Bij een veilige hechting voelt het kind zich zeker genoeg om op onderzoek te gaan en steeds weer terug te keren naar de hechtingsfiguur ter bevestiging of om troost te zoeken. (Perpermans A., 2009)
Een hechtingsrelatie is een affectieve relatie tussen het kind en meer specifieke personen met wie het kind regelmatig in contact komt. Deze relatie kan slechts ontwikkelen als de primaire hechtingsfiguur adequaat reageert op de signalen van het kind. Op deze manier ontstaat vertrouwen en beschikbaarheid in de primaire hechtingsfiguur. Indien er steeds een vast patroon gevolgd wordt in interactie met het kind ontstaat voorspelbaarheid. De primaire hechtingsfiguur zorgt voor bescherming en steun en is tevens tastbaar aanwezig. Op basis van de hechtingsrelatie leert het kind communiceren en ontwikkelt het vertrouwen in zichzelf. (de Bruijn T., 2004; www.hechtingsstoornis.com; Eekman M., 2009; Broos D. et al, 1997)
Of er een gehechtheidsrelatie gevormd kan worden, hangt dus grotendeels af van de responsiviteit en sensitiviteit van de primaire hechtingsfiguur. Ook controle van de primaire hechtingsfiguur is belangrijk in de opvoeding. Deze controle dient zowel gedragsmatig als psychologisch te zijn. Gedragsmatig onder de vorm van regulatie, discipline en toezicht en psychologisch onder de vorm van motivatie tot het gewenste gedrag. Het kind wordt op een subtiele manier tot iets aangezet. Dit ontwikkelt een zeker autonomie of zelfstandigheid bij het kind.
Hechting is belangrijk in de eerste levensjaren voor de emotionele ontwikkeling. Het doel van de hechtingsrelatie is een gevoel van veiligheid te creëren. Het kind krijgt dan de ruimte om de wereld te ontdekken en de angsten van het kind weg te nemen of te verminderen. Deze veilige basis bevordert de zelfstandigheid van het kind en is onontbeerlijk in de ontwikkeling. (www.infonu.nl; Smit F., 2008; Ritger J., 2002; de Bruijn T., 2004; Eekman M., 2009; De Lange G. et al, 2002)
Niet alleen het feit dat de primaire hechtingsfiguur reageert, maar ook de manier waarop is erg belangrijk om een verschil te maken tussen veilige en onveilige hechting. De kans op een onveilige hechting is even groot bij primaire hechtingsfiguren die teveel reageren op hun kind, dan bij primaire hechtingsfiguren die te weinig reageren op hun kind. Er zal eerder een veilige hechting optreden bij primaire hechtingsfiguren waarbij de communicatie met hun kinderen wordt gekenmerkt door interactionele synchronie. Dit is een manier van interactie waarbij de primaire hechtingsfiguur op de juiste manier op haar kind reageert en waarbij kind en primaire hechtingsfiguur hun emotionele gesteldheid aan elkaar aanpassen. (Feldman, 2005) Ook het stellen van grenzen is belangrijk in de opvoeding. Grenzen geven de kinderen veiligheid. (Smit F., 2008; Ritger J., 2002)
Een onveilige hechting kan ontstaan wanneer de primaire hechtingsfiguur signalen in het gedrag van haar baby negeert, zich niet consistent tegenover hem gedraagt en niet in gaat op de pogingen van de baby tot sociale interactie. (Feldman, 2005) Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de ontwikkeling van het kind. Hierover wordt later uitgebreider op teruggekomen.
Gevolgen onveilige hechting
Hechtingsontwikkeling is essentieel voor de persoonsontwikkeling van het kind.
Een onveilige hechting kan op latere leeftijd verschillende gevolgen hebben. Het is dan niet onnatuurlijk dat een onveilige hechting op latere leeftijd tot verschillende stoornissen kan leiden met betrekking tot persoonlijkheid, stemming, gedrag, regulatie en dergelijke.
Angststoornissen
Depressie
Gedragsstoornissen: als de baby onveilig gehecht is zal de zesjarige kleuter sterk controlerende gedragsstrategieën hebben zoals straffend, dwingend of rolomkerend gedrag
Desorganisatie van het denken en spreken
Slaap- en eetstoornissen
Stemmingsstoornissen
Persoonlijkheidsstoornissen zoals bijvoorbeeld Borderline
Reactieve hechtingsstoornis: het kind lijkt te leven zonder wens op contact of affectie. Over deze stoornis later meer.
Agressie
Antisociaal gedrag
Vijandigheid
(Nicolai, 2001; Ritger J., 2002, Broos D. et al, 1997; Pepermans A., 2009)
Wat is de link tussen een huilbaby en hechting
Relatievorming tussen ouder en kind begint tijdens de zwangerschap. De moeder van een ongeboren baby is biologisch geconditioneerd zich volledig te richten op de noden van haar kind, daarom trekt moeder zich tegen het einde van de zwangerschap volledig terug van de omgeving om zich exclusief te richten op de noden van haar kind. Deze fase eindigt enkele weken na de geboorte. In deze omgeving kan de baby zich ontwikkelen en ontplooien. Het kind bouwt een gevoel op van zichzelf wat een basis is van de vorming van het “ik”. (de Bruijn T., 2004)
Wanneer het kind huilt, is het belangrijk dat de primaire zorgverlener meteen hierop reageert met aangepaste gezichtsexpressie en stemgeluiden, om zo het kind te troosten. De mate waarin de opvoeder op deze signalen reageert wordt responsiviteit genoemd. De mate waarop de opvoeder reageert op deze signalen wordt sensitiviteit genoemd. Op die manier schept de primaire ouder duidelijkheid in de chaos en reguleert de emoties van het kind. Wanneer dit consistent gedaan wordt, zal er een veilige hechting tussen primaire verzorger en kind gevormd worden. Zodoende zal het kind zelf met negatieve effecten kunnen omgaan, zowel in interactie met de primaire ouder, als individueel door middel van veilige zelfregulatie. Vanuit deze veilige basis kan er dus voldoende basisvertrouwen worden opgebouwd. (Kay, 2005; de Bruijn T., 2004; Polderman N., 1998)
Excessief huilen is een aspect van een prikkelbare baby. Deze baby’s huilen ontroostbaar en er niet op reageren zal ertoe leiden dat het enkel versterkt wordt. Deze baby’s zijn snel van slag en hebben moeite met verandering. Hun gedrag is vaak onvoorspelbaar. Zij hebben extra behoefte aan structuur en duidelijkheid, rust en regelmaat en continuïteit in de zorg! Deze baby’s hebben troost nodig, afgestemd op hun specifieke behoeften ten behoeve van een veilige hechting. Een veilige hechting tussen ouder en kind is de basis voor de verdere sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind. De zorg voor een huilbaby vergt dus extra veel van de ouder. Als de baby dus angstig en afwerend is of veel huilt en niet op aandacht reageert dan is het moeilijk voor ouders om een band op te bouwen met hun kind. (Brinkman-Spoelder, 2004; Smit F., 2008; De Lange G., 2002).
Kinderen die veel huilen zonder een aanwijsbare reden bezorgen ouders veel onzekerheid omdat ze niet weten wat hun kind nodig heeft en hoe te reageren op het huilen van hun kind. Ouder en kind leren niet op elkaar af te stemmen, waardoor de relatie onvoorspelbaar wordt en de veilige hechting in het gedrang komt. Het is vaak ook moeilijk voor ouders om zich af te stemmen op een kind dat niet voldoet aan de verwachtingen. Ze willen hun kind dan vaak omvormen tot hun droomkind. Vaak is er een mismatch in temperament tussen ouders en kind. (de Bruijn T., 2004; Broos D. et al, 1997)
Huilen kan echter een symptoom zijn van psychische belasting van de baby door een nog onverwerkt geboortetrauma. Huilen is dan ook een van de krachtigste manieren van communicatie met verschillende merkbare nuances. Ouders kunnen een onderscheid maken tussen behoeftehuilen en traumahuilen. (Ritger J., 2002; www.hechtingsstoornis.com)
Behoeftehuilen is het huilen om een onvervulde, lichamelijke behoefte zoals honger. Het kan tevens de behoefte aan nabijheid, warmte en veiligheid voor moeder op deze manier uiten. Een baby kan uitstel van behoeftebevrediging dan ook moeilijk tolereren. Als de signalen van het kind genegeerd worden dan zal het huilen dus toenemen uit frustratie en ongeduld. De baby wordt vervolgens overheerst door de behoefte als deze niet wordt vervuld. Als dit systematisch gebeurd leert de baby dat het geen invloed heeft op zijn omgeving, waardoor zijn zelfvertrouwen afneemt. Dit kan dan uiteindelijk gedragsproblemen veroorzaken. (Ritger J., 2002; www.hechtingsstoornis.com; Nicolai, 2001; Smit F., 2008)
Als ouders alles hebben gedaan om de behoeften van de baby te vervullen, maar de baby blijft huilen dan spreken we van traumahuilen. Het huilen is een vorm van loslaten van pijn, een soort van stressontlading. Deze vorm van huilen is krachtiger en krijsender dan het behoeftehuilen. Er zit tevens meer spanning in het lichaam. Het is belangrijk dat ouders een gevoelsmatig contact houden met hun kind en de pijn van het kind niet negeren. De ouder mag zich door het huilen niet afgewezen voelen door het kind en kan zich inleven in diens pijn. Vaak gaan ouders dit huilen aanzien als een signaal van lichamelijke pijn en raadplegen een arts. Vaak wordt de oorzaak van het huilen bij darmkrampen gelegd. De ouders gaan de baby dan vaker laten liggen, waardoor de baby gefrustreerd raakt en meer huilt. De ouders raken ongerust wat vaak leidt tot meer huilen bij de baby. Ouders en kind raken op deze manier in een vicieuze cirkel dat kan leiden tot ontwikkelingsstoornissen op latere leeftijd bij het kind. (Ritger J., 2002; www.hechtingsstoornis.com; Broos D. et al, 1997)
‘Uit onderzoek van mw. D. van den Boom (Tijdschrift voor verzorgenden, 1993) blijkt ook, dat 70% van de huilbaby’s angstig gehecht is, omdat ouders de neiging hebben, om zich tijdens het eerste jaar meer van hun huilbaby af te keren. Bij gewone baby’s is 30 % angstig gehecht’ (Brinkman-Spoelder, 2004; www.hechtingsstoornis.com).
Als we gaan kijken naar de oorzaken van hechtingsstoornissen reeds vermeld en de oorzaken van excessief huilen reeds beschreven in het AP dan zien we dat deze oorzaken erg dicht bij elkaar liggen. Het is dus zeer moeilijk om te definiëren wat de primaire oorzaak is, aangezien een onveilige hechting kan zorgen voor een huilbaby maar excessief huilen, kan tevens een veilige hechting belemmeren. We kunnen hier dus spreken van een wederkerige beïnvloeding.