blog placeholder

Er zijn verschillende vormen van demografische crisissen, die allemaal op verschillende manieren gedefinieerd kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is de zogenaamde “crises de subsistance” of bestaanscrisis. Over deze vorm van demografische crisis is door veel verschillende historici en demografen geschreven en heeft een grote invloed gehad op de geschiedschrijving van de 17e en 18e eeuw.

In 1946 constateerde J. Meuvret dat sterk stijgende graanprijzen vaak mortaliteitstoename en conceptiedaling met zich mee brachten. Aan deze crisissen gaf hij de naam “crises de subsistance”. In de 17e en het begin van de 18e eeuw speelden deze crisissen een belangrijke rol in de demografische ontwikkeling, halverwege de 18e eeuw werden ze vervangen door zogenaamde “crises larvées” of verdoken crisissen. Bij “crises larvées” bleven de graanprijzen nog wel een belangrijke rol spelen, maar dit uitte zich niet meer in de demografische ontwikkeling.

Later werd deze theorie overgenomen door P. Goubert. Hij constateerde dat de demografische crisissen regelmatig gepaard gingen met ongunstige weersomstandigheden, waarbij met name regenrijke zomers en grote invloed hadden op de oogsten. Door de vermindering van het aanbod stegen de graanprijzen, terwijl de lonen niet meestegen. Dit had tot gevolg dat de schaarse oogst en de hoge prijzen een hongersnood veroorzaakte. Ondervoeding en het overgaan tot bedorven en minder kwalitatief voedsel verlaagde de natuurlijke weerstand, wat infecties en epidemieën veroorzaakte. P. Goubert koppelde dus twee elementen – hongersnood en epidemieën – aan elkaar, waarin hij ook door anderen gevolgd werd.

Zoals hierboven al vermeld zullen hongersnoden als gevolg van slechte oogsten en hoge graanprijzen waarschijnlijk tot het begin van de 18e eeuw een wezenlijke rol hebben gespeeld in demografische crisissen. De weersinvloed in P. Goubert beschrijft heeft zelfs vandaag nog invloed op oogsten. Tijden van oorlog zullen de toestand vaak nog erger gemaakt hebben, door plundering, inbeslagneming, vernielingen zullen naast de sterfte door oorlogsgeweld ook de oorzaak zijn geweest van indirecte sterfte door ondervoeding. Er werd een ideale situatie gecreëerd voor epidemieën, die door rondtrekkende troepen en vluchtende dorpen- en stedelingen. Er zijn veel verschillende elkaar versterkende factoren die tot een demografische crisis konden leiden: het weer, mislukte oogsten, hoge graanprijzen, hongersnood en voedselschaarste ook epidemieën en oorlogen zijn elementen waar men steeds rekening mee moet houden bij het bestuderen van een crisisjaar.

Er zijn verschillende oorzaken waardoor de graanprijzen steeds minder invloed kregen op de groei van de bevolking in de loop van de 18e eeuw. Ten eerste had men een vervanger gevonden voor graan, de aardappel. Ten tweede was men op het platteland steeds minder gevoelig voor een stijging van de graanprijzen dan de steden, de dorpelingen beschikte meestal over een klein lapje grond waarop groenten geteeld werden. J. Meuvret heeft dus gelijk wanneer hij stelt dat de crises de subsistance plaats ruimden voor crises larvées. Bovendien kwamen oorlogen in de lage landen in de 18e eeuw in veel mindere mate voor, wat er voor zorgde dat de bevolking ongestoord door kon groeien in deze periode.