blog placeholder

Fytotherapie, ofterwijl kruidengeneeskunde is het behandelen van klachten met plantaardige middelen. In dit verslag zul je uitleg krijgen over termen en methoden.

Etnobotanie = de wetenschap betreffende de relaties van mensen tot de planten die in hun omgeving voorkomen.

Etnodiergeneeskunde = wetenschap die zich bezig houdt met de vraag welke traditionele middelen de lokale bevolking gebruikt om hun huisdieren te genezen.

Zoofarmacognosie = bestudeert het medicinaal gebruik dat dieren maken van producten in hun omgeving.

Woorden:

A.c. = ante cenam = voor het eten.
P.c. = post cenam = na het eten.
Ad us ext = ad usum externum = voor extern gebruik.
Ad us int = ad usum internum = voor intern gebruik.
g= gram.
Gtt= guttae = druppels.
Decoctum = opkooksel ( kruiden worden in een pannetje opgekookt).
Infusum = gewoon thee zetten ( kruiden in kop of theepot, kokend water erop).
Maceraat = koud water aftreksel.
Potio = drank.
Pulvis = poeder, (grossus = grof, subtilis = fijn).
Succus = vers sap.
Succus siropus = siroop ( sap + suiker).
Cortex = schors
Herba = kruid ( bovengrondse delen).
Semen = zaad.
Tuber/ tubera = knol(len).
Radix = wortel.
Rhizoma = wortelstok.

Magistrale receptuur of magistrale bereiding = voor iedere patient wordt een recept geschreven.

Meestal bestaat een recept uit:

  • Het cardinale ( hoofdmiddel)
  • Het constituens ( toevoeging, smaakverbeteraar, vulmiddel)
  • Het corrigens ( smaakverbeteraar)
  • Het adjuvans

 

1)      Het cardinale :

Is in het algemeen de plant die wij na de bestudering van de persoon/ het dier en zijn pathologie het meest geschikt vinden.

2)      Het constituens:

We schrijven fytotherapeuticum toe aan patiënt en eigenaar zal dit elke dag moeten klaar maken en doen opdrinken.
2 aandachtspunten:

  • Hoofdmiddel kan zo sterk zijn dat de eigenaar geneigd zou zijn teveel van het kruid te gebruiken. Men zet immers geen thee van een snippertje kruid.
  • Kleur thee: kruidenthee is vaak licht van kleur. Eigenaar is dan geneigd de thee sterker te zetten, dit is niet de bedoeling. Er kan dus wat kleur worden gegeven met constituens.

 

3)      Het corrigens:

Veel nuttige kruiden hebben een vieze smaak → bitterstofplanten. Smaakverbeteraars zijn: zoethout en pepermunt.

4)      Het adjuvans

Geef je een bepaalde wending aan het hoofdmiddel:

  • Werking glycoside over de dag verdelen: slijmstoffen of looistof erbij doen.
  • Gebruik bloedzuiverend middel en je wilt dit sneller laten werken of opname vergroten dan saponinen erbij doen.
  • Je wilt een bepaald orgaan versterken en tegelijkertijd reinigen via een ander orgaan met een goede conditie: kruid met diuretische werking erbij.

6 regels voor theerecept:

1)      Nooit meer dan 2 a 3 hoofdmiddelen, liever 1.

2)      Slechts 1 adjuvans om werking overzichtelijk te houden.

3)      Kies een corrigens, bij voorkeur met zelfde werking als hoofdmiddel.kies constituens, in werkingssfeer van hoofdmiddel.

4)      Geef duidelijk de bereidingsvorm aan.

5)      Geef duidelijk dosering en duur van de kuur aan.

Dosering en duur:

Uitgangspunt voor toedienen extracten, fusies of gedroogde kruiden aan honden, katten en herbivoren is om slechts 1 of 2 kruiden ineens te gebruiken en de dosering te baseren op het lichaamsgewicht van dier, naar analogie met de humane dosering. ( 75KG).
Kijk naar het dier dat behandeld word, aarzel niet om dosis te wijzigen.
De therapie kan 2 dagen onderbroken worden zodat het lichaam de tijd eheft weer tot zichzelf te komen voor verder te gaan met aangepaste dosering.
Meeste dieren een dosering van 2-3 giften per dag.Duur therapie is in functie van dier/ ziekte.
Over het algemeen is het aan te raden wekelijks 2 dagen pauze in te lassen:

  • Mogelijkheid waarnemen reactie dier.
  • Toxiciteit als gevolg van te lang gebruik voor zijn.

Afbouwen:

Neem nogmaals hetzelfde aantal dagen, weken of maanden dat nodig was om de genezing te bewerkstelligen als tijd om het middel af te bouwen.

Toxiciteit:

Resulteert in braken en diarree.
Andere symptomen:

  • Jeuk
  • Fotosensitiviteit

Toxiciteit is diersoortafhankelijk.
Alert zijn bij drachtige en lacterende dieren.

De vorm waarin kruiden gebruikt worden bij dieren:

  • Verse kruiden/ gedroogd
  • Capsules: bij katten/honden passeren capsules vaak onverteerd. Bij herbivoren vormt gewicht en dus dosis een probleem.
  • Tincturen( of alcoholextract): sterkste en praktische vorm. Probleem dieren hebben hekel aan de smaak.
  • Glycerine-extracten: Voordeel is smaak, nadeel minder krachtig en minder lang houdbaar.
  • Warm bereid aftreksel of infuus(thee): nadeel: dieren houden er niet van en je moet veel geven voor therapeutisch effect.
  • Afkooksel of decoct = infuus dat even moet sudderen.
  • Olie-bereiding: kruid overgieten met olijfolie. Voorzichtig bij brand-of geïnfecteerde wonden.

Als grassen en kruiden gedroogd worden tot een drogestofgehalte hoger dan 80% ontstaat hooi.
Geen bederf omdat er weinig water is voor micro-organismen.

Vier basiskruiden voor een paardenweide:

  • Madeliefje
  • Duizendblad
  • Smalle weegbree
  • Paardenbloem

Konijnen:

Konijn moet sober en schraal gevoerd worden.
Gebruik korrels moet beperkt worden tot 25g/kg/dag.
Hooi, kruiden, groenten en fruit mogen onbeperkt gevoerd worden.
Basiskruid is weegbree en paardebloem.

Varkens:
Zeugen nemen kruiden op tijdens winter als er minder gras is.  Door wroetgedrag overleven alleen de sterke zodevormers als engels raaigras, smalle weegbree.
In de varkenshouderij word weinig hooi gebruikt wel stro.

1)      Smaakstof: om biggen te stimuleren tot opnemen extra voer. Selderij en kaneel.

2)      Verteringsstimulerend: bevorderen vertering voer door eigen speekselproductie, productie verteringssappen en enzymproductie dier te stimuleren.

3)      Lichaamseigen afweer versterken: Na geven van een aantal kruiden stijgt gehalte aan witte bloedcellen en IgA-gehalte.

Honden en katten behoren tot carnivoren, hun voorouders aten niet alleen de spieren van de haas of muis maar ook maag-darminhoud. Bij klaarmaken zelf bereide voeding legt en de nadruk op: evenwichtige verdeling van vlees, groenten en een koolhydraatbron.

Antidyscratica = reinigend.
Roborantia = versterkend.

Reinigende en versterkend kruiden spelen in de natuurgeneeskunde een belangrijke rol :

  • Ter preventie van ziekten
  • Bij aanvang van een therapie, ter ondersteuning van de algemene behandeling.

Urtica urens word als belangrijk bloedreinigend middel gezien: ze verhoogt de urinezuuruitscheiding. Daarnaast bevat het opbouwende bestanddelen en een positieve invloed op pancreasactiviteit.
Duizendguldenkruid is een tonifierend bittermiddel. Door de bitterstoffen wordt de reiniging vooral via spijsvertering bereikt; door verbeterde aanvoerkwaliteit komt roborerende werking tot stand.

Duizendblad: nadruk op spijsvertering.
Knoflook: chronisch ontgiften via de lever, spijsvertering, bloedvaten. Dosisafh. Schildkliereffect, bloedsuikerverlagend, prestatieverhogend.
Arctium lappa of grote klis: gal, chronische aandoeningen, alle soorten eczeem.
Berberis vulgaris of zuurbes: traditioneel bij gal-en nierstenen, sterk drijvend.
Cave!: alkaloiden plant, dus vele contra’s!
Cichorium intybus of chicorei: lever en gal.
Juniperus communis of jeneverbes: drijft urine, kan ook darmfunctie regelen. Vele contra’s vanwege sterke etherische olie!