We vergeten allemaal wel eens wat. Het kan gaan om een telefoonnummer wat je een minuut geleden nog wist, maar ook om gebeurtenissen van jaren geleden. Het geheugen bestaat uit verschillende delen die allemaal hun eigen taak en werking hebben. We zullen nu een basismodel van het geheugen uiteenzetten.
De information processing benadering heeft geleid tot een model van geheugen dat gebaseerd is op computer analogie. Het ziet het geheugen als bestaande uit een serie van elkaar te onderscheiden fases elk met hun eigen karakteristieken.Het model heeft grenzen, maar is wel bruikbaar voor het organiseren van de basiskenmerken van het geheugen. Onderzoek heeft uitgewezen dat we voor elk zintuig een apart geheugen hebben: sensory memory. Dit geheugen fungeert als buffer tussen de zintuigen en het korte termijn geheugen.We focussen ons nu vooral op wat allemaal na het sensory memory komt. Omdat we gebombardeerd worden met zintuiglijke waarnemingen moeten we ons focussen op die elementen die het belangrijkst lijken: attention à selecteert de informatie die beschikbaar is voor ons geheugen. We onderscheiden het korte termijn geheugen(engelse afkorting STM): behoud van informatie over relatief gezien korte intervallen, +/- 15 seconde, en het lange termijn geheugen(engelse afkorting LTM): behoud van informatie over relatief lange perioden, zoals uren, dagen, weken, jaren etc. Beiden zijn niet direct zichtbaar, maar er zijn twee soorten bewijs voor hun bestaan:
1) duration: informatie in het STM is bewegelijk, gaat meestal verloren tenzij het overgedragen wordt aan het LTM, terwijl het LTM permanent is.
2) capacity: STM kan maar weinig informatie opnemen en heeft dus ook een kleine capaciteit. Het LTM lijkt een oneindig grote capaciteit te hebben. Het is moeilijk te zeggen hoeveel capaciteit hiervan gebruikt wordt, omdat we te weinig weten hoe informatie in het zenuwstelsel wordt opgeslagen.