blog placeholder

Dit is een klein onderdeel uit een project Geheugentraining die wij als eerstejaars Toegepaste Psychologie student moesten uitvoeren.

Dit onderdeel legt uit hoe het geheugen werkt en hoe de achteruitgang van het geheugen toeneemt in één van de laatste levensfasen. 

Hoe werkt het geheugen?

Wat is het geheugen?

Geheugen is de capaciteit om in de hersenen informatie op te slaan en op te roepen. Het maakt het mogelijk om een bewuste toegang te krijgen tot ons persoonlijke verleden.

Met ons geheugen anticiperen we op alle dingen om ons heen in het dagelijks leven in combinatie met alles wat we al hebben meegemaakt.

 

Het korte en het langetermijngeheugen

 

Het korte termijngeheugen.

Ook wel het werkgeheugen genoemd. Het kortetermijngeheugen stelt ons in staat om verbanden te leggen tussen verschillende herinneringen.

In het kortetermijngeheugen kun je voor een kort moment een telefoonnummer onthouden. Dit verandert alleen de sterkte van de aanwezige synapsen.

De capaciteit van het kortetermijngeheugen is zeer klein, bij mensen is dit minder dan 12 onderdelen en als deze informatie niet wordt herhaald, dan wordt deze ook maar enkele minuten vastgehouden.

 

Het lange termijngeheugen.

Voor het langetermijn is de synthese van nieuwe eiwitten noodzakelijk, omdat er nieuwe verbindingen tussen hersencellen worden gevormd. Dat is een structurele verandering.

Aan het begin van geheugenopslag kan ook een verstoring plaatsvinden door middel van bijvoorbeeld een hersenschudding. Hierdoor kan men zich van de voorafgaande periode niks herinneren (retrograde amnesie). Informatie kan daarna wel geleidelijk terugkomen, waaruit geconcludeerd kan worden dat het probleem wordt veroorzaakt door verstoring van het teruglezen van informatie en niet door de opslag. Na enkele jaren is deze opgeslagen informatie minder kwetsbaar voor verstoring.

Het langetermijngeheugen bevat uiteindelijk iemands gehele kennis en ervaringen over de wereld en over hemzelf.

Leren leidt tot structurele veranderingen in de hersenen.

Informatie word door genoeg oefening, van het korte naar het lange termijngeheugen verstuurd. De hippocampus speelt hierbij een belangrijke rol.

Een heftig emotioneel geladen gebeurtenis gaat direct naar het lange termijngeheugen. De amygdala speelt daarbij een cruciale rol.

 

De contacten tussen hersencellen veranderen door datgene waarmee ze zich eerder hebben beziggehouden. Dat is de code voor het geheugen en een eigenschap van iedere hersencel. In die zin kun je dan ook stellen dat het geheugen overal in het zenuwstelsel is gelokaliseerd.

Er zijn verschillende hersenstructuren, die zich bij uitstek met verschillende aspecten van het geheugen bezighouden.

 

De prefrontale cortex (PFC) heeft vele functies en coördineert ook de diverse hersengebieden die het kortetermijngeheugen vormen. Het verwerken van taal is in het werkgeheugen ook cruciaal. Mensen met dyslexie hebben bijvoorbeeld een achterstand in ontwikkeling bij hun werkgeheugen wat betreft taal.

Daarnaast heeft de PFC nauwe samenwerking met de hippocampus waarbij aandacht wordt gefocust en prikkels geselecteerd.

Het werkgeheugen, een kortetermijnopslag voor algemeen gebruik, is cruciaal voor het uitvoeren van complexe taken en voor doelgericht handelen.

Bij herhaling word de informatie van het korte naar het lange termijn verplaatst.

 

Welke delen in de hersenen spelen een grote rol bij het geheugen?

 

De Hippocampus.

De Hippocampus is een complexe hersenstructuur, maar speelt een cruciale rol voor het geheugen. Het ligt aan de binnenzijde van de mediale kwab tegen de parahippocampale cortex aan en komt voor in beide hersenhelften. De hippocampus heeft een gekromde vorm en leent daarom zijn naam aan het vissengeslacht hippocampus, ofwel de zeepaard. Het maakt deel uit van het limbisch systeem, welke een groep structuren in de hersenen omvat die betrokken zijn bij emotie, motivatie, genot en het emotioneel geheugen.

De hippocampus is betrokken bij het opslaan van nieuwe informatie die betrekking hebben op bepaalde gebeurtenissen of feiten. Dit word ook wel het declaratief geheugen genoemd, welke weer te onderscheiden is in twee subvormen: het episodisch en semantisch geheugen. Het episodisch geheugen omvat alle gebeurtenissen in ons persoonlijke leven en het semantische geheugen de kennis van de wereld.

Bij de hippocampus worden de prikkels die belangrijk worden gevonden, opgeslagen in het langetermijngeheugen. Dit proces word ook wel consolidatie genoemd en kan soms een aantal weken of langer in beslag nemen.

 

De Parahippocampale cortex.

De Parahippocampale cortex (PHC) is betrokken bij de verwerking van de plaatsgerelateerde informatie. Het is ook betrokken bij het episodisch geheugen en tevens ook voor informatie die geen unieke plaatsen hoeft te krijgen. De PHC valt in te delen als een hersenonderdeel dat een centrale rol speelt met opslag en inprenting.

 

Entorhinale schors.

De entorhinale schors ligt in de mediale temporale kwabben en grenst aan de hippocampus waarbij het via het subiculum de temporale schors verbind met de circuits binnen de hippocampus. Daarnaast is het net als de parahippocampale cortex een belangrijk onderdeel dat de inprenting en opslag van informatie verzorgt in het langetermijngeheugen.

 

De Amygdala.

De amygdala is een amandelvormig massa van kernen die diep in de temporale kwab liggen. Het maakt onderdeel uit van het limbisch systeem en is betrokken bij veel van onze emoties en motivaties, met name gerelateerd aan het overleven. De amygdala verwerkt emoties als angst, woede en plezier. De amygdala is verantwoordelijk voor het selecteren en het plaatsen van de informatie

 

Fornix.

De fornix maakt deel uit van het limbisch systeem en is een overkoepelende, vezelige band van zenuwvezels welke de hippocampus verbindt met de hypothalamus.

 

De route die nieuwe informatie aflegt in onze hersenen

De route die de informatie door onze hersenen heen naar het langetermijngeheugen neemt begint in de entorhinale cortex, die aan de binnenzijde van de hersenen in de gyrus parahippocampalis ligt. Vervolgens wordt de informatie voor een korte tijd onder regie van de prefrontale cortex opgeslagen in de hippocampus. Van de hippocampus gaat de informatie deels naar de temporale cortex terug voor een langetermijnopslag en deels voor een lange route met een grote boog via de fornix die in het septum hangt naar de hypothalamus waar de vezels  naar de corpora mamillaria gaan. Vandaar gaat de informatie via de thalamus naar verschillende cortedelen. De amygdala, of amandelkern, die vlak voor de hippocampus in de temporaalkwab ligt, drukt zijn stempel op een herinnering als er een sterke emotionele lading aan zit. (Swaab, 2010, p. 308)

Effect van de levensfase op het geheugen
Afname

Tijdens de ouderdom veranderd de kwaliteit van het geheugen, bepaalde delen van het geheugen gaan minder goed werken. Dit verval gaat tot het zeventigste jaar geleidelijk en wordt daarna veel duidelijker. Vooral bij het vermogen om informatie die snel en verbaal wordt gepresenteerd weer terug te halen word de achteruitgang sterk opgemerkt. Ook het terughalen van informatie over dingen waar je geen affiniteit mee hebt wordt moeilijker. (Feldman, 2010)

 

Bij de achteruitgang van het geheugen blijft het impliciete geheugen beter intact dan het expliciete geheugen. Van het expliciete geheugen blijft het semantische geheugen beter intact dan het episodische. De problemen waar ouderen in het dagelijks leven tegen aan lopen zijn het onthouden van voornemens en afspraken (prospectief geheugen), het herinneren van perifere informatie en het omgaan met objecten (dingen kwijt zijn). (Bakker, 2007)

 

Het geheugenproces kent de volgende drie fasen: inprenting, retentie en reproductie. Vooral inprenting en reproductie zijn leeftijdsgevoelig, retentie wordt nauwelijks aangedaan. Dit zorgt ervoor dat het ordenen en indelen van binnenkomende gegevens, het verdelen van aandacht tussen meerdere taken, het weerstaan van afleidende prikkels en het terugvinden van informatie in het geheugen wordt belemmerd. Hierdoor kunnen ouderen nieuw informatie minder snel en minder nauwkeurig opnemen, het leervermogen neemt af. (Bakker, 2007)

De neurofysiologische achtergrond van deze ouderdomsveranderingen lijkt tweedelig te zijn: ten eerste een algehele vertraging van informatieverwerkingsprocessen in het brein, ten tweede een inhibitietekort waardoor irrelevante prikkels in het werkgeheugen blijven circuleren en zinloos beslag leggen op de beperkt verwerkingscapaciteit. (Bakker, 2007)

 

Er zijn drie belangrijke categorieën die verklaringen kunnen zijn voor de duidelijke veranderingen in het geheugen van ouderen:


Omgevingsfactoren

Een factor die invloed kan hebben op de achteruitgang van het geheugen is medicijngebruik. Oudere mensen gebruiken vaker medicijnen dan jongere mensen. Dit kan betekenen dat de oorzaak van de achteruitgang ligt in het medicijngebruik en dus niet perse in de leeftijd.
Een andere factor is de verandering in leefomstandigheden tijdens de ouderdom en dan met name het met pensioen gaan. Gepensioneerden missen de intellectuele uitdagingen van hun werk en verliezen hierdoor de vaardigheid om hun geheugen te gebruiken.
Andere verklaringen zijn dat ze misschien minder gemotiveerd zijn om bepaalde informatie terug te halen of hun best te doen in experimentele testsituaties.

 

Fouten in de informatieverwerking
De achteruitgang van het geheugen van ouderen kan ook samenhangen met veranderingen in de vaardigheden om informatie te verwerken. (Feldman, 2007)
Ouderen kunnen irrelevante prikkels niet meer goed onderdrukken, deze prikkels blijven in het kortetermijngeheugen circuleren en leggen zo zinloos beslag op de beperkte verwerkingscapaciteit (Bakker, 2007). Door deze irrelevante gedachten wordt het proces tot een succesvolle probleemoplossing verstoord.
Een andere verklaring stelt dat ouderen zich minder goed op nieuwe informatie concentreren, ze hebben er meer moeite mee om zich op de juiste stimuli te richten en de nieuwe informatie efficiënt op te slaan in het geheugen. Op grond van onderzoek heeft deze benadering de beste papieren.

Biologische factoren
De achteruitgang van de hersenen zou het gevolg zijn van de achteruitgang van de rest van het lichaam. Zo zou de verslechtering van het episodische geheugen misschien samenhangen met de achteruitgang van de frontaalkwabben en de afname van de hoeveelheid oestrogeen in het lichaam. Sommige onderzoeken tonen aan dat het aantal cellen in de hippocampus afnemen tijdens de ouderdom. Maar bij veel ouderen treden er specifieke vormen van geheugenverlies op waarvan geen bewijs is van onderliggende biologische achteruitgang (Feldman, 2007).

Geheugentraining lijkt een oplossing maar geeft weinig effect. Het oefenen met het uit het hoofd leren van woordenrijtjes leidt niet tot een beter geheugen voor de boodschappen en de namen van familie en kennissen. Geheugenstrategieën zijn hier wel een oplossing. Door strategieën aan te leren om een aantal dingen te onthouden kan je de geheugenfunctie ondersteunen. Voorbeelden van geheugenstrategieën zijn items in alfabetische volgorde zetten, in logische clusters verdelen, ezelsbruggetjes op basis van beginletters of een verhaaltje maken met de woorden (Bakker, 2007). De geheugentraining is daarom gebaseerd op het aanleren van geheugenstrategieën.

 

2.4 Concentratie bij senioren verbeteren

Een manier om concentratie bij oudere mensen te verbeteren is het trainen van de hersenen. Een paar minuten per dag concentratieoefeningen uitvoeren, is al voldoende om mentaal in conditie te blijven. Hersenen zijn te vergelijken met spieren. Door ze regelmatig in beweging te houden, blijven ze fit. Daarbij zijn afwisseling en nieuwe prikkels ook heel belangrijk.

Onderzoek heeft uitgewezen dat hersentraining een goede remedie is tegen afstervende hersencellen en het de manier is om de concentratie bij oudere mensen te verbeteren. (Neurocampus, zd)