Tegenwoordig staat de relatie tussen bewegen en gezondheid vaak in de belangstelling. Wat zeggen de media hierover? Wat de overheid aan deze relatie? En hoeveel moet je eigenlijk bewegen?
Relatie bewegen en gezondheid
Vroeger moest de mens bewegen om te overleven, om te vluchten, te jagen of – in een wat later stadium- te werken op het land. Hij stierf aan een infectieziekte of in een gevecht. Nu zitten we voor het overgrote deel van de dag stil en gaan we dood aan allerlei welvaartsziekten. En opnieuw moeten we bewegen om te overleven.[1]Bewegen is gezond, dat is bekend. De overheid probeert de mensen tegenwoordig zelfs met postbus 51 spotjes te stimuleren meer te bewegen.
Waarom staat meer bewegen tegenwoordig zo in de belangstelling?
Bewegen staat tegenwoordig veel meer in de belangstelling, omdat men dit veel te weinig doet. Heel veel mensen hebben last van flink overgewicht en daardoor krijgen ze gezondheidsproblemen. Om dit groeiende probleem op te lossen, komen er steeds vaker berichten over in de media. Hieronder staat een artikel uit het ANP van nu.nl:
Nederlanders bewegen niet intensief genoeg
DELFT – Slechts een op de zes volwassenen beweegt intensief genoeg en verricht zeker drie maal per week twintig minuten zware lichamelijke inspanning. In 2000 was dat nog een op de vijf, zo blijkt uit het Trendrapport Bewegen en Gezondheid dat TNO maandag heeft aangeboden aan het ministerie van Volksgezondheid. Wel beweegt twee derde van de Nederlanders voldoende volgens de zogenoemde combi-norm. Die gaat uit van vijf dagen per week dertig minuten lang matig inspannende activiteit of drie dagen twintig minuten intensief bewegen. In 2000 voldeed nog maar iets meer dan de helft aan die norm. Het liep in 2006 op tot 67 procent, maar zakte in 2007 weer tot 64 procent. De daling wordt met name veroorzaakt doordat het aantal mensen dat drie maal per week twintig minuten intensief beweegt is afgenomen. Juist intensief bewegen levert de grootste gezondheidsvoordelen op, aldus TNO. Bij de jeugd van 4 tot 17 jaar haalt nog niet de helft de combi-norm. Die ligt voor jongeren overigens wel een stuk hoger. Zij moeten dagelijks een uur bewegen, waarvan minimaal twee maal per week op intensief niveau. [2]
Uit dit artikel blijkt dat er veel te weinig wordt gesport in Nederland en vooral door de jongeren. Door berichten en reclame in de media kan dit worden opgelost. Of dat ook het geval is, is natuurlijk haast niet te meten. Het artikel hieronder geeft wel weer dat meer mensen het voornemen hebben om te gaan sporten. Het is alleen afwachten op het volgende onderzoek of dat ook gebeurt.
Nederlanders willen in 2010 meer gaan bewegen
AMSTERDAM – Veel Nederlanders hebben voor volgend jaar goede voornemens op het gebied van gezondheid. Zo willen zes op de tien mensen in 2010 meer gaan bewegen en de helft neemt zich voor gezonder te gaan eten. Dat blijkt uit onderzoek van onderzoeksbureau Synovate onder 1100 mensen Ook de medemens wordt niet vergeten. De helft wil meer tijd aan partner en gezin besteden of aan familie en vrienden. En drie op de tien willen meer wellevend zijn ten opzichte van anderen.[3]
Waarom beweegt men tegenwoordig zo weinig?
In het bewegingspatroon van mensen in onze maatschappij is door de jaren heen veel veranderd. Zoals in onze inleiding van dit verslag al staat, hoeven mensen niet meer zoveel te bewegen om te overleven, te jagen of te vluchten. Door de mechanisering, automatisering en het gemotoriseerde transport zijn vormen van fysieke inspanning steeds verder nog meer uit het dagelijkse leven verdwenen. De balans tussen energie-inname (mensen bleven even veel, of zelfs nog meer, eten) en -verbruik is hierdoor erg verstoord geraakt. Dat blijkt vooral uit de enorme toename van overgewicht in de maatschappij. Bewegen is nu een vrijwillige en bewuste keuze geworden die zich vooral afspeelt in de vrije tijd en wordt gezien als spel, sport en recreatie. Maar ook in de vrije tijd zijn de afgelopen jaren veel bezigheden ontstaan die juist geen lichamelijke activiteit vergen, zoals televisie kijken, computeren en dergelijke. Onze moderne maatschappij is dus een ramp voor de hoeveelheid beweging die we krijgen.
Wat is het gezondheidsvoordeel bij meer bewegen?
Volgens het boek bewegen en fit blijven van Georgie Dom, uitgegeven door de consumentenbond in 2003: uit allerlei wetenschappelijke onderzoeken, blijkt dat bewegen niet alleen goed voor ons is, maar zelfs noodzakelijk. Bewegen heeft directe invloed op onze fitheid (niet bewegen heeft net zulke schadelijke gezondheidsrisico’s als roken!). Daarnaast heeft het een positieve invloed op allerlei gezondheidsaspecten zoals lichaamsvetverdeling, cholesterol, botdichtheid, bloeddruk, glucose- en insulinespiegel. Verder verlaagt bewegen het risico op het ontstaan van bepaalde ziekten. Er is overtuigend bewijs dat bewegen belangrijk is ter voorkoming van hart- en vaatziekten, suikerziekte type 2, overgewicht en botontkalking. Tot slot zijn er sterke aanwijzingen voor een gunstig preventief effect van bewegen op een beroerte, depressie, darm- en borstkanker. Bewegen is dus heel belangrijk ter voorkoming van allerlei verschillende gezondheidskwalen en ziekten.
Regelmatig bewegen verlengt ook de kwaliteit van het leven van oudere mensen, wat niet geheel onbelangrijk is, aangezien we gemiddeld steeds ouder worden!
Hoeveel moet een mens eigenlijk bewegen?
Er bestaan grote verschillen tussen de aanbevolen minimale hoeveelheid beweging (Nederlandse Norm Gezond Bewegen) en de mening van de bevolking over hoeveel beweging goed (genoeg) is voor de gezondheid. De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (ontwikkeld in 1998) is echter nog ‘jong’ en veel communicatie met het grote publiek is hierover nog niet geweest.
De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) De Nederlandse Norm Gezond Bewegen geeft een algemeen advies omtrent bewegen en gezondheid. Opvolgen van deze adviezen zal vooral gezondheidswinst opleveren die in belangrijke mate hart- en vaataandoeningen helpt voorkomen. De NNGB is in 1998 vastgesteld en werd afgeleid van internationale richtlijnen. De norm verschilt per leeftijdsgroep en is vastgesteld op minimaal 5 dagen in de week 30 minuten matig intensief bewegen. De adviezen zijn gebaseerd op het bevorderen van wandelen, fietsen, tuinieren, zwemmen e.d. Opvolgen van deze adviezen zal vooral gezondheidswinst opleveren voor voorkoming van hart- en vaataandoeningen. De norm richt zich met name op hart en spieren. De NNGB per leeftijdsgroep: 1) Jeugd (onder de 18 jaar): dagelijks een uur matig intensieve lichamelijke activiteit, waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie). 2) Volwassenen (18-55 jaar): een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week. 3) 55-plussers: een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week. Voor niet-actieven, zonder of met lichamelijke beperkingen, is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging meegenomen. Bovenstaande norm kan worden gezien als een aanbeveling over de minimale hoeveelheid lichaamsbeweging. Extra lichaamsbeweging heeft, tot een bepaald niveau, extra gezondheidswinst tot gevolg. Wat houdt ‘matig intensief bewegen’ eigenlijk in? Deze vage omschrijving wordt duidelijk als we uitgaan van ons energieverbruik in rust. In rust, bijvoorbeeld tijdens zitten of liggen gebruiken we natuurlijk óók energie. De hoeveelheid energie is afhankelijk van ons gewicht. Het totale energieverbruik in rust is dus voor iedereen verschillend! Dat totale, individuele energieverbruik in rust heeft een naam: MET. MET is een afkorting voor METabolic equivalent en is een maat voor stofwisselingsprocessen. Onze MET-waarde in rust is 1. Een MET-waarde van 2 geeft dus aan, dat u 2 maal de energie verbruikt die u normaal tijdens rust nodig hebt. Nu we weten wat we in rust gebruiken, kunnen we ook de term “matig intensief” omschrijven. Voor volwassenen geldt dat matig intensief bewegen overeenkomst met MET-waarden tussen 4 en 6.5. Activiteiten die hierbij aansluiten zijn: wandelen 5 km/uur = 4 MET, fietsen 16 km/u = 6.5 MET. Voor jeugd geldt een MET-norm van 5 (fietsen) tot 8 (rennen). Voor 55-plussers geldt een MET-waarde van 3 (wandelen 4 km/u) tot 5 (fietsen 10-12 km/u). Zie voor een indruk van activiteiten met bijbehorende MET-waarden de tabel.
ACTIVITEIT (METwaarde):
Rust (liggen, zitten, ontspannen staan, eten, spreken) = 1.0
Autorijden, piano spelen, computeren, typen = 2.0
Wandelen 4 km/uur = 3,0
Wandelen 5 km/uur = 4,0
Fietsen 10-12 km/uur = 5,0
Fietsen 16 km/uur = 6,5
Zwemmen (crawl) 1 km/uur = 5,0
Zwemmen (crawl) 3 km/uur = 20,0
Rennen/joggen = 8,0
De relatie tussen het aantal stappen per dag met de Nederlandse Norm Gezond Bewegen.
Wandelen is mogelijk de veiligste en meest geschikte vorm van lichaamsbeweging voor grote groepen van de bevolking, waaronder lichamelijk inactieven, mensen met overgewicht en mensen met chronische aandoeningen. Wanneer men minder dan 5.000 stappen per dag zet, kan men beschouwd worden als lichamelijk inactief. Vanaf 10.000 stappen per dag wordt men beschouwd als lichamelijk actief. Bij meer dan 12.500 zelfs als zeer actief. Het concept van ‘10.000 stappen per dag’ stamt uit Japan, alwaar het al tientallen jaren ingeburgerd is. Het verrichten van 10.000 stappen per dag komt overeen met een energieverbruik van ca. 400 kcal per dag. De NNGB voor volwassenen komt overeen met het verbruik van ca. 200 kcal per dag. Het verschil tussen het ‘10.000 stappen per dag’ concept en de NNGB wordt verklaard doordat de NNGB uitgaat van tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit, terwijl het ‘10.000 stappen per dag concept’ alle vormen van lichamelijke activiteit betrekt, zonder de minimale intensiteit als randvoorwaarde te nemen. Bijvoorbeeld: 30 minuten wandelen in een tempo waarin u winkelt telt niet mee voor de NNGB, maar wel voor het ‘10.000 stappen per dag’ concept. Uit onderzoek blijkt dat men als gevolg van activiteiten in het dagelijks leven naar schatting 6.000 stappen zet. Dit gebeurd met name via laag-intensieve intensiteit. Ook is berekend dat gezonde volwassen tijdens een 30 minuten wandeling ca. 4.000 stappen zetten. Wanneer men daarbij de activiteiten in het dagelijks leven bij optelt komt met tot de schatting van 10.000 stappen per dag. Gezond of fit?
Er bestaat een belangrijk verschil tussen het verbeteren van gezondheid en het verbeteren van fitheid. Gezondheidswinst wordt al bereikt met activiteiten met een lage tot matige intensiteit. Wandelen, fietsen, traplopen, tuinieren e.d. leveren al een behoorlijke gezondheidswinst op. Echter, om FIT te worden is meer nodig. Dit komt omdat fitheid anders gedefinieerd wordt. Een internationaal gehanteerde definitie van lichamelijke fitheid is ” het vermogen om spierarbeid bevredigend uit te voeren”. Fitheidverbeteringen zijn niet met matig intensief bewegen te realiseren. De NNGB geeft een algemeen advies omtrent bewegen en gezondheid. Opvolgen van deze adviezen zal vooral gezondheidswinst opleveren die in belangrijke mate hart- en vaataandoeningen helpt voorkomen. Fitheidverbeteringen mogen van de norm niet worden verwacht. Mensen die reeds ‘in conditie’ zijn, moeten zich door de norm niet letterlijk in slaap laten sussen. Fitheid beschermt niet alleen tegen hart- en vaataandoeningen, maar ook tegen andere, veelvoorkomende, welvaartsziekten. Fitnorm
De fitnorm voor volwassen gaat uit van minstens 3 maal per week 20 minuten inspannende lichaamsbeweging. Het gaat om activiteiten waarbij uw hartslag flink omhoog gaat, u dieper gaat ademhalen en zweten. Denk aan sporten of bijvoorbeeld het omspitten van de tuin. Onderscheidt wordt gemaakt tussen: Niet-fit: niet of enkele keren per jaar zwaar inspannend actief Semi-fit: wel regelmatig zwaar inspannend actief, maar minder dan drie maal per week.Normfit: 3 of meer keren per week tenminste 20 minuten intensieve lichamelijke activiteiten.Bewegen om de fitheid te verbeteren vereist dus een grotere inspanning dan bewegen voor gezondheidsbevordering.[4]
Hoeveel een mens “moet” bewegen is dus niet zo goed vast te stellen, omdat er zo veel verschillende variabelen zijn waar men niet precies van weet wat ze inhouden. Toch zorgt het NNGB voor een bepaalde richtlijn.
Wat doet de overheid?
Hieronder staat wat informatie over een nota over sport, bewegen en gezondheid. Daaruit blijkt wat de overheid doet om het sporten en bewegen te bevorderen. Nota: Sport, bewegen en gezondheid naar een actief kabinetsbeleid ter vergroting van de gezondheid door en bij sport en beweging.
Deze nota is tot stand gekomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer gedaan tijdens een Algemeen Overleg over sportbeleid op 3 november 1999. De Tweede Kamer heeft verzocht om een nota over sport en gezondheid, met aandacht voor de sportgezondheidszorg. In de voorliggende nota is ook de verbindende schakel van ‘beweging’ betrokken. In de nota zijn tevens toezeggingen verwerkt naar aanleiding van aan het Algemeen Overleg voorafgaande en tussentijds gestelde mondelinge en schriftelijke Kamervragen met betrekking tot het onderwerp sport, bewegen en gezondheid. Ook wordt in deze nota een standpunt ingenomen bij het recente advies van de Raad voor het Gezondheidsonderzoek (RGO) inzake onderzoeksprioriteiten, -programmering en -infrastructuur voor het beleidsterrein sport, bewegen en gezondheid.
Gezondheidswinst
Doelstelling van het beleid zoals neergelegd in deze nota is het vergroten van de gezondheidswinst door sport en bewegen. Deze doelstelling impliceert de gelijktijdige verkleining van de gezondheidsrisico’s bij sport en beweging. Van deze hoofddoelstelling kunnen drie doelstellingen worden afgeleid die in volgende hoofdstukken nader worden geoperationaliseerd en waar mogelijk gekwantificeerd:
– de bevordering van een voldoende mate van sport en bewegen uit oogpunt van de volksgezondheid (gezond gedrag, ziektepreventie): het bevorderen van een actieve leefstijl; bewegingsbevordering;het vergroten van de fysieke en geestelijke belastbaarheid; het bestrijden van bewegingsarmoede of lichamelijke inactiviteit (hoofdstuk 5); – de vergroting van het gezondheidsbevorderende effect van sport en bewegen bij chronische ziekten en handicaps (curatie): het inzetten van sport en beweging bij chronische ziekten(hoofdstuk 6) of arbeidsrelevante aandoeningen (hoofdstuk 7); – de bevordering van een veilige, verantwoorde wijze van sport en bewegen: de beperking van de mogelijke gezondheidsrisico’s; de preventie van blessures en andere sportgerelateerde aandoeningen (hoofdstuk 8); het minimaliseren van de gevolgen van deze aandoeningen door het optimaliseren van de behandeling en zorg ervan (hoofdstuk 9) en het tegengaan van dopinggebruik (hoofdstuk 10).
Wederkerigheid
De relatie tussen sport en beweging enerzijds en gezondheid anderzijds is wederkerig. Sport en beweging kunnen leiden tot meer gezondheid; maar gezondheid is ook een grondstof voor sport en bewegen, zeker als daarbij sportieve prestaties in het geding zijn. De gevolgen van een achterblijvende fitheid en gezondheid zijn voor een individu vaak eerder en langer merkbaar bij de beoefening van zijn of haar sport dan bij andere activiteiten.
Positieve en negatieve effecten
De effecten van sport en beweging op de gezondheid zijn zowel positief als negatief. Uit onderzoek (Stam e.a. 1996) blijkt dat de positieve effecten de negatieve overtreffen. In het algemeen gesproken levert sport en beweging gezondheidswinst op; echter, deze winst kan nog aanzienlijk worden vergroot.
Enerzijds levert de inzet van sport en beweging een belangrijke bijdrage aan de volksgezondheid. Aan sport en beweging worden kwaliteiten toegerekend die leiden tot gezondheidsbevordering, ziektepreventie (primaire preventie), revalidatie of een gunstig effect op het beloop van ziekten (curatie, tertiaire preventie). De gezondheidswaarden van sport en beweging kunnen veel beter worden benut dan thans het geval is. Voorwaarde is dan dat de heersende bewegingsarmoede wordt aangepakt.
Anderzijds wordt door de uitoefening van sport en beweging ook een beroep gedaan op de gezondheid, en daarmee in voorkomende gevallen ook op de gezondheidszorg. Sport en beweging kunnen immers gepaard gaan met risico’s en deze kunnen leiden tot aandoeningen. Blessures vormen van deze aandoeningen de hoofdmoot en hebben een behoorlijke maatschappelijke impact (“maandagochtendverzuim”). De gezondheidsrisico’s bij sport en beweging dienen uiteraard zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het geval dergelijke risico’s toch optreden, zullen de gevolgen ervan zoveel mogelijk moeten worden beperkt.
Om een voldoende mate van bewegen onder het Nederlandse publiek te bewerkstelligen, zal het beleid gericht op bewegingsbevordering worden geïntensiveerd. Doelstellingen voor bewegingsbevordering worden als volgt geconcretiseerd:
– de bevordering van voldoende bewegen uitgedrukt als een toename van de normactiviteit van 40% (1998) naar 45% in 2005 en 50% in 2010; – de bestrijding van bewegingsarmoede, uitgedrukt als een afname van de inactiviteit van 12% (1998) naar 10% in 2005 en 8% in 2010; – kennisvermeerdering bij burgers op het gebied van voldoende bewegen uitgedrukt als een toename van de kennis over de Nederlandse Norm Gezond Bewegen van 0% (1998) tot 50% in 2005 en 75% in 2010; – de verbetering van de bereikbaarheid van sport-, recreatie- en groenvoorzieningen (inclusief groene en blauwe routes) met 5% in 2005 en 10% in 2010.
Vergroten van het aanbod van sport en bewegingsactiviteiten
Er bestaat in Nederland een rijk geschakeerd palet van sport- en bewegingsvormen. Wanneer een burger in het kader van een (meer) gezonde leefstijl wil bewegen, dan kan deze overal en nergens terecht: in de sportsector (sportvereniging, sportschool, fitnesscentrum), op het werk (bedrijfsfitness), in de welzijnssector (sport- en buurtwerk) of bij initiatieven gelieerd aan de (bedrijfs-) gezondheidszorg zoals “de gezonde zaak”, de rugadviescentra, fysiosport, bewegingsprogramma’s gelieerd aan de GGD of een zorginstelling, en fitplannen van zorgverzekeraars. Natuurlijk kan men ook besluiten zelf, dus zonder begeleiding, iets aan sport of beweging te doen (fitness thuis, wandelen, joggen, fietsen, zwemmen).
Het palet van bewegingsvormen is in de afgelopen jaren uitgebreid en niet alleen gericht op jonge, gezonde, sportieve en bemiddelde burgers, maar ook op degenen die om welke reden dan ook op aangepaste wijze kunnen, willen of moeten bewegen. De gehandicaptensport is een goed voorbeeld van hoe jarenlange investeringen zich uitbetalen. Inmiddels is voor mensen met een handicap of een functionele beperking een gevarieerd aanbod beschikbaar van sport en beweging binnen revalidatiecentra, bij fysiosportcentra, bij sportverenigingen voor aangepaste sporten én bij reguliere sportverenigingen. Via de regioconsulenten van de NEBAS/NSG en de provinciale sportraden wordt dit sportaanbod voor de doelgroep ontsloten. Met 13 van de 25 revalidatiecentra is een intensieve samenwerking opgezet waarbij voor mensen die revalideren of binnenkort zijn uitgerevalideerd en hierin interesse hebben, een passend sportaanbod wordt gezocht. Met ondersteuning van ZON worden door middel van een uitgebreid wetenschappelijk onderzoek momenteel de (gezondheids-)effecten van de programma’s ‘Revalidatie & Sport’ en ‘Actief na Revalidatie’ onderzocht. In opdracht van NEBAS/NSG zijn overigens ook andere producten ontwikkeld, waaronder ‘Club Extra’ voor kinderen met een motorische achterstand.
Op vergelijkbare wijze heeft de sportsector laten weten zich te willen gaan inzetten voor de ontwikkeling en implementatie van een sportaanbod voor (uitbehandelde, stabiele) chronisch zieken. Dit kan leiden tot een forse uitbreiding van het huidige sportaanbod voor chronisch zieken dat nu alleen nog bestaat voor hartpatiënten (Hart in Beweging), astma- en reumapatiënten. Het kabinet onderkent dat hier nog een groot terrein braak ligt en wil deze ontwikkeling onder strikte condities ondersteunen. Daarbij zal de sportsector worden verzocht samenwerking te zoeken met de gezondheidszorg (zie verder hoofdstuk 6).
Ook voor 55+ers en jongeren zijn op het snijvlak van sport, bewegen en gezondheid alternatieve producten ontwikkeld, veelal in het kader van Nederland in Beweging!. Voor ouderen betreft dit onder andere Meer Bewegen voor Ouderen, het Groninger Actief Leven Model (GALM), Gezond & Vitaal, Sportief Wandelen, Thuisbewegen en het AVRO-televisieprogramma Nederland in Beweging. Alternatief bewegingsaanbod voor jongeren (Fit en Fun; Kies voor Hart en Sport; sportbuurtwerk; sport en beweging voor chronisch zieke jeugd) heeft een flinke stimulans gekregen in het kader van het project Jeugd in Beweging. Daarbij is de laatste jaren een accent gelegd op jeugdparticipatie, de sleutel voor succes met oog op een structurele sportdeelname door jongeren.
Ook aan het bedrijfsleven heeft de sportsector veel te bieden. Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan bedrijfsfitness, maar bijvoorbeeld ook aan kennismakingsabonnementen voor werknemers bij sportverenigingen of sportscholen, aan het organiseren een bedrijfscompetitie binnen het verband van de georganiseerde sport of aan andere sportactiviteiten waaronder een sportdag of een dagje uit op de fiets. Van succesvolle concepten en experimenten op het gebied van sport en beweging bestaan inmiddels de nodige voorbeelden. In de meeste gevallen betreft dit sport- en bewegingsvormen die als vorm van (vrije-)tijdsbesteding worden aangeboden in een georganiseerd (groeps-)verband en onder (deskundige) begeleiding. In veel mindere mate is er aandacht geweest voor ongeorganiseerde bewegingsstimulering, tijdens dagelijkse activiteiten in een alledaagse omgeving.
Campagnevoering
Campagnevoering dient meerdere doelen. Allereerst de doelen van agendasetting en bewustwording (van het belang van bewegen) bij een breed publiek én bij relevante intermediairs. Ten tweede kennisvermeerdering over de gezondheidswinst van bewegen bij -en in het verlengde de actiebereidheid van- een breed publiek, verdieping van deze kennis per relevant thema en per prioritaire doelgroep (deelcampagnes). Algemeen wordt aangenomen dat ‘kennis’ een voorwaarde (maar tegelijkertijd ook geen garantie) is voor verandering van attitude en gedrag. Ten derde kan campagnevoering bevorderen dat er meer bekend wordt over het sport- en bewegingsaanbod op regionaal en lokaal niveau, wederom zowel voor een breed publiek als voor specifieke doelgroepen (aangepast sport- en bewegingsaanbod). Een vierde (impliciet) doel is dan ook om door middel van campagnevoering alle landelijke organisaties én de regionale en lokale aanbieders en ondersteuners van sport en beweging ten behoeve van de gezondheidsdoelen van sport en beweging te binden.
Een grote spin off gaat uit van een landelijke campagne die breed inzetbaar is maar die ook een paraplu biedt voor deelcampagnes gericht op thema’s en/of doelgroepen; die gebruikt kan worden voor massamediale activiteiten én voor gerichte acties via intermediaire kanalen; die landelijke uitstraling heeft maar ook navolging kan krijgen op lokaal niveau, en die geschikt is om -voor en achter de schermen- een groot aantal instellingen en organisaties te verenigen.
Het kabinet wil de voorwaarden voor de uitvoering van een campagne nader onderzoeken. De mogelijkheden om daarbij voort te borduren op de (netwerk-)campagne Nederland in Beweging! zullen daarbij tegen het licht worden gehouden. Mogelijk kan een campagne over beweging in een later stadium worden ingepast in een campagne over Gezond Leven.
Allereerst moeten de belangrijkste partners in het veld het met het kabinet eens zijn dat er van een gezamenlijke campagne een meerwaarde kan uitgaan. Bij de uitvoering van de (deel-)campagne(s) zal worden gestreefd naar een public-private partnership. Ten tweede moet het mogelijk zijn om een ‘noemer’ of ‘drager’ (motto/logo) te ontwikkelen die geschikt is voor een publiekscampagne én voor deelcampagnes. Er zal één (hoofd-)boodschap moeten kunnen worden gevonden: bijvoorbeeld meer bewegen, gezond bewegen, verantwoord bewegen of de promotie van de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Ten derde zal er bij het (mogelijk) oproepen van meer vraag naar sport en beweging ook voldoende en toegankelijk aanbod moeten zijn of worden gerealiseerd (zie paragraaf 5.5.1). Voor de timing zijn campagnes hiervan zelfs afhankelijk.
Afhankelijk van de vervulling van de randvoorwaarden is het mogelijk dat vooruitlopend op de uitvoering van een brede publiekscampagne onder de (nieuwe) noemers alvast deelcampagnes starten, gericht op specifieke doelgroepen of thema’s (bijvoorbeeld een deelcampagne voor ouderen, een campagne ter promotie van het fietsgebruik of de uitvoering van de Nationale GezondheidsTest voor werknemers).[5]
[1] “Bewegen en fit blijven”, Georgie Dom.
[2] http://www.nu.nl/gezondheid/1875898/nederlanders-bewegen-niet-intensief-genoeg.html
[3] http://www.nu.nl/gezondheid/2150837/nederlanders-willen-in-2010-meer-gaan-bewegen.html
[4] http://www.sportzorg.nl/voeding-en-bewegen/de-nederlandse-norm-gezond-bewegen-nngb.html#NNGB
[5] http://www.minvws.nl/notas/ds/sport_bewegen_en_gezondheid.asp