Verslaving is een maatschappelijk probleem in onze samenleving. Vaak zijn verslaafden moeilijk te behandelen. Over de manier waarop verslaving ontstaat en hoe het te behandelen is, zijn door de jaren heen veel verschillende ideeën geweest. Hier gaan we in op deze modellen.
Moreel model: eerst gezien als morele zwakte à verslaafden werden opgesloten in gevangenissen of heropvoedingsgestichten. Het gata hier vooral over a-sociaal gedrag.
Farmacologisch: mid 19e eeuw: schuld verslaving verschuift van verslaafde naar verslavend middel. Niet langer de zwak amorele verslaafde, maar de sterk verslavende stof. Dus je moet er voor zorgen dat mensen die niet meer bij die stof kunnen komen.
drooglegging n Amerika (1920- 1933) war on drugs
Psychoanalytisch geïnspireerd model= symptomatisch model: na 1930. Verslaving is geen opzichzelfstaande aandoening, maar slechts een symptoo van een onderliggende persoonlijkheidsstoornis
Ziektemodel: 1940 – 1960. Idee dat er fundamentele (premorbide) biologische en psychische verschillen tussen verslaafden en niet-verslaafden bestaan, waardoor de eersten niet in staat zijn om alcohol en andere drugs met mate te gebruiken. Kenmerken van de ziekte alcoholisme zijn volgens dit model: ongecontroleerd gebruik en lichamelijke afhankelijkheid (tolerantie, onthoudingsverschijnselen) die behandelt kan worden met methodieken die erop gericht zijn volledig abstinent te blijven door middel van bijvoorbeeld AA of NA of met behulp van medicatie (disulfiram). Gaat over controleverlies en lichamelijke afhankelijkheid.
Leermodel: vanaf 1960. Bemoeienis van psychologie. Zij zien verslaving als onaangepast geleerd gedrag dat ook weer moet kunnen worden afgeleerd. Vormen van therapie zijn de cue-exposuretherapie (minder effectief dan verwacht) en de cognitieve gedragstherapie (nog steeds belangrijk in interventies met bewezen effectiviteit). Controleverlies en psychische afhankelijkheid.
Biopsychosociale ontwikkelingsmodel: 1970-1980. Absolute verschil verslaafden en niet verslaafden is niet houdbaar. Er bestaan volgens dit model slechts relatieve verschillen tussen verslaafden en niet-verslaafden en zijn er vloeiende overgangen tussen gebruik, overmatig gebruik, excessief gebruik, misbruik, schadelijk gebruik en verslaving. Model gaat niet eenzijdig uit van de stof (farmacologisch model) of het individu (moreel, symptomatisch, ziekte of leermodel) als oorzaak van de verslaving. Zowel ontstaan als beëindiging van verslaving zijn het resultaat van de continue interactie tussen aangeboren kwetsbaarheid (biologisch), persoonlijke ontwikkeling en leerervaringen (psychologisch) en omstandigheden (sociaal). Controleverlies en psychische afhankelijkheid.
Hersenziektemodel: na 1980. verslaving als hersenziekte. Aangeboren kwetsbaarheid vormt de onmisbare basis voor herhaald gebruik van psychoactieve middelen, terwijl dit herhaaldelijk gebruik van deze middelen op zijn beurt ook weer leidt tot vaak moeilijk terug te draaien veranderingen in het brein. Veranderingen in het brein kunnen leiden tot craving (hunkering: psychische afhankelijkheid) die de kern vormt van het ongecontroleerde gebruik en de terugval in het gebruik na ene periode van abstinentie. Controleverlies en psychische afhankelijkheid.
Tegenwoordig is er steeds vaker integratie van modellen. Toegenomen kennis over onderliggende processen maakt het mogelijk meer verbindingen te leggen tussen genen (genotype) en symptomatologie (fenotype).