blog placeholder

Veel ouders willen graag voorkomen dat hun kind begint met roken of drinken. In dit artikel wordt besproken wat de invloed van de ouders en vrienden is op deze activiteiten en welke opvoedingstechnieken. Er komen opvoedingstactieken aan bod die ouders veel gebruiken en het algemene nut hiervan wordt besproken.

Alcoholspecifieke opvoeding
Veel mensen denken dat de invloed van vrienden op het (beginnen met) drinken erg groot is en die van de ouders minder, vooral als deze zelf drinken. Echter hebben juist de ouders en de (alcoholspecifieke) opvoeding een hele grote invloed en is die van vrienden minder prominent. De invloed die de ouders hebben blijft in de loop van de adolescentie gelijk, tenzij de adolescenten al een drinkpatroon ontwikkeld hebben. Het blijkt dat veel tolerantie van ouders een negatieve invloed heeft op het alcoholgebruik van jongeren: als de ouders geen strenge regels opstellen, gaan kinderen meer drinken. Hierbij gaat het vooral om de regels voordat de kinderen begonnen met drinken. Opvallend is dat het frequent praten over alcoholgebruik samenhangt met meer drinken (volgens ander onderzoek hangt het helemaal niet samen; het heeft in elk geval geen preventieve invloed). Wat ook meespeelt is het alcoholgebruik van de ouder: een kind van ouders die veel en regelmatig drinken, heeft meer kans om zelf op jonge leeftijd en meer te gaan drinken. De invloed van vaders die drinken is groot, die van moeders minder duidelijk. Echter heeft alcoholspecifieke opvoeding niet minder effect bij drinkende ouders, zoals veel mensen denken. Jongeren die door hun ouders ‘verantwoord hebben leren drinken’, drinken vaak meer en frequenter. Opvallend genoeg heeft ouderlijke steun en warmte geen duidelijk aantoonbare invloed op drinkgedrag.

Het is belangrijk dat ouders een goede alcoholspecifieke opvoeding uitoefenen. Vooral het stellen van regels is zeer nuttig (mits de kinderen het gezag van hun ouders legitiem vinden) en het is belangrijk dat ouders er vertrouwen in hebben dat ze het alcoholgebruik van hun kinderen kunnen beperken. Echter kunnen ze beter niet teveel over alcohol praten en moet de communicatie die ze erover hebben kwalitatief zijn. Reageren op het dronken thuiskomen van adolescenten is ook niet effectief. Ook ouders die zelf veel drinken moeten regels opstellen: dit is niet minder effectief dan bij ouders die niet veel drinken. Veel ouders denken dat het goed is om hun kind thuis te “leren” drinken, zodat het kind verantwoord en onder toezicht drinkt – daardoor zou het minder weerbaar worden. Dit is echter niet correct, het werkt zelfs averechts. Ouders moeten ervoor proberen te zorgen dat alcoholgebruik zo lang mogelijk uitgesteld wordt.

Rookspecifieke opvoeding
Ouderlijke controle blijkt weinig invloed te hebben op het rookgedrag van jongeren, echter heeft warmte en steun van ouders wel een preventief effect. Ouders onderschatten vaak het rook- en drinkgedrag van hun kinderen, vooral bij jongere adolescenten, en daardoor wordt er te weinig aandacht besteed aan middelenspecifieke opvoeding. Over rookspecifieke communicatie is geen eenduidige conclusie: het ene onderzoek zegt dat het beschermend werkt en het andere juist dat het risicovol is. Waarschijnlijk is een hoge frequentie van rook-specifieke communicatie niet belangrijk (eventueel zelfs schadelijk voor de eigen effectiviteit), maar is het wel nuttig als het kwalitatieve communicatie is. Een niet-roken afspraak heeft vaak niet echt zin: dit kan komen doordat ouders de afspraak te laat maken, deze afspraak alleen met risicojongeren maken of doordat ze verder niets meer aan het roken doen. Kinderen van ouders die roken hebben meer kans om zelf ook te gaan roken; het roken van ouders heeft ook invloed op de opvoeding. Wanneer ouders zelf roken zijn kinderen ook meer geneigd om vrienden uit te kiezen die roken; dit is ook weer een risicofactor voor het beginnen met roken. Naast de invloed die ouders op hun kinderen hebben, hebben kinderen ook invloed op hun ouders: ouders kunnen bijvoorbeeld juist meer over roken gaan praten omdat de kinderen roken, in plaats van andersom. Als ouders vaak wisselen van mening over roken (en drinken), kan het gebruik verhoogd worden. Echter kan rigiditeit ook een slechte invloed hebben. Ouders kunnen al vroeg de attitude van hun kinderen tegenover roken bepalen en hebben ook invloed op de selectie van vrienden.

Regels en controle
Voor de invloed van regels en controle is geen eenduidig bewijs, maar als ouders op een constructieve en respectvolle manier met hun kinderen over roken praten zal dat waarschijnlijk wel invloed hebben (frequentie is niet belangrijk en zou wellicht zelfs risicovol kunnen zijn). Een niet-roken afspraak moet op het goede moment met het goede kind gemaakt worden en mag niet de enige maatregel tegen roken zijn. Het is ook effectief als de ouders zelf niet roken of ermee stoppen (het liefst voor het zevende jaar van het kind). Ouders moeten consequent zijn in hun mening over roken, maar zich niet al te rigide gedragen.

Ouderlijke controle en warmte
Opvallend is dat ouderlijke controle wel invloed heeft op het drinkgedrag van jongeren, maar niet op het rookgedrag. Aan de andere kant heeft ouderlijke warmte en steun wel een preventieve invloed op rookgedrag, maar niet op alcoholconsumptie. Ouders hebben op het gebied van roken dezelfde regels voor verschillende kinderen binnen het gezin, en deze regels veranderen niet met de leeftijd. Bij alcohol bleek dit wel zo te zijn.

Ouders vs. vrienden
Kinderen van ouders die veel drinken hebben meer kans om zelf ook te gaan drinken; ditzelfde geldt voor roken. Het is in beide gevallen dat ouders consequent zijn, maar niet rigide. Voor zowel roken als drinken geldt dat vrienden maar weinig aantoonbare invloed hebben: dit is waarschijnlijk meer een effect van selectie (en dit kan weer beïnvloed worden door de ouders).

Bronnen
– Van der Vorst & Engels. De rol van ouders in de ontwikkeling van alcoholgebruik onder adolescenten.
– Engels & Scholte. Sociale invloeden op roken en drinken in de adolescentie. De rol van ouders en leeftijdgenoten. Handboek Verslaving, hoofdstuk 12.