blog placeholder

In Nederland krijgt iedere vrouw van 30 jaar en ouder elke 5 jaar een oproep om een uitstrijkje te maken.

Waarom wordt dit uitstrijkje gemaakt, wat zeggen de resultaten?

Het uitstijkje

In Nederland wordt er een bevolkingsonderzoek uitgevoerd bij alle vrouwen van 30 jaar en ouder. Dit wordt gedaan om baarmoederhalskanker (cervixcarcinoom) in een zo vroeg mogelijk stadium op te volgen. Dit omdat baarmoederhalskanker in een vroeg stadium vaak nog goed te behandelen is. Zodra baarmoederhalskanker klachten gaat geven is het vaak moeilijker te behandelen.

In Nederland krijgen ieder jaar ongeveer 600 vrouwen baarmoederhalskanker en ieder jaar overlijden er 250 mensen aan deze ziekte.

Wie moeten er nog meer een uitstrijkje laten afnemen?

Iedereen met klachten die mogelijk zouden kunnen wijzen op baarmoederhalskanker wordt aangeraden een uitstrijkje te laten maken (ook als je al meedoet aan het bevolkingsonderzoek en ook als je een HPV vaccinatie hebt gehad)

  • bloedingen tijdens of na seksueel contact
  • bloedverlies op onregelmatige tijden tussen twee menstruaties door (die niet ergens anders door kunnen worden verklaard)
  • bloedingen na de overgang
  • iedereen bij wie bij toeval een vreemd uitziende baarmoederhals wordt gevonden (bijvoorbeeld bij een onderzoek in de zwangerschap)

Hoe wordt een uitstrijkje afgenomen?

Bij een uitstrijkje worden de cellen van de baarmoederhals onderzocht. Hierbij wordt er gekeken naar twee verschillende soorten cellen die juist in de baarmoederhals in elkaar overlopen: het cilinderepitheel dat de binnenkant van de baarmoeder bekleed en het plaveiselcelpitheel dat de vagina bedekt. Baarmoederhalskanker komt vaak voor op de overgang van het plaveisecelepitheel en het cilinderepitheel. De huisarts wrijft hiervoor met een bortsteltje over de baarmoederhals om zo deze cellen te “vangen”. Deze cellen worden vervolgens onder de microscoop bekeken om te kijken of er onregelmatige cellen te zien zijn.

Welke resultaten zijn er mogelijk?

De resultaten van een uitstrijkje worden weergegeven met een zogenaamd KOPAC-systeem (ook wel PAP-classificatie genoemd).

De mogelijke uitslagen zijn:

  • PAP-0: het uitstrijkje is niet goed gelukt, het uitstrijkje moet herhaald worden
  • PAP-1: het uitstrijkje laat geen onregelmatige cellen zien (en dus geen baarmoederhalskanker)
  • PAP-2: er zijn mogelijk onregelmatige cellen gezien, maar er is geen hele hoge verdenking op baarmoederhalskanker: hierbij moet het uitstrijkje opnieuw gemaakt worden en wordt er gezocht naar HPV (Humaan papilloma virus, de veroorzaker van baarmoederhalskanker)
  • PAP-3A: er zijn afwijkende cellen gevonden, mogelijk wijst dit op baarmoederhalskanker. Over het algemeen wordt iemand met PAP-3A doorgestuurd naar een gynaecoloog
  • PAP-3B: er zijn afwijkende cellen gevonden, vrij grote kans baarmoederhalskanker, iemand wordt meestal doorgestuurd naar de gynaecoloog

Ernstigere afwijkingen worden aangegeven met de zogenaamde CIN classificatie. CIN staat voor carcinoma in situ. Carcinoma in situ is eigenlijk een voorstadium van baarmoederhalskanker, die zich nog niet heeft verspreid en daardoor goed te behandelen is. Er zijn drie types CIN, namelijk CIN-I, CIN-II en CIN-III, die allemaal aangeven dat er een voorstadium van kanker is, hoe hoger het nummer, hoe ernstiger de afwijking.

Moet ik ook meedoen met het bevolkingsonderzoek als ik gevaccineerd ben tegen HPV?

Het humaan papillomavirus is de belangrijkste oorzaak van baarmoederhalskanker, maar dat wil nog niet zeggen dat je geen baarmoederhalskanker kunt krijgen als je niet gevaccineerd bent.

Het vaccin beschermt namelijk alleen maar tegen de meest voorkomende types van het humaan papilloma virus en dat betekent dat de kans op het krijgen van baarmoederhalskanker ongeveer 70% minder is, maar absoluut niet nul! Het wordt iedereen die een HPV-vaccinatie heeft gehad dus toch aangeraden om mee te doen met het bevolkingsonderzoek.

Bronvermelding:

www.oncoline.nl, NHG-standaarden, Veileding cytologi og celleprøve