Simpel gezegd is de visie van Keynes dat geld moet rollen. Hierbij moet gezorgd voor de stimulering aan de vraagkant en niet aan de aanbodskant.
Deze theorie, de liquiditeitsvoorkeur van Keynes, houdt in dat de voorkeur voor inactief geld toeneemt als de rente daalt. Inactief geld is geld dat niet wordt gebruikt, dat niet rolt. Geld dat bijvoorbeeld op spaarrekeningen staat, in een oude sok zit of op een andere manier aan de actieve circulatie is onttrokken.
Mensen hebben liever geld nu beschikbaar dan over enige tijd. Als het voor een jaar is vastgezet kun je er niet over beschikken, het geld is dan niet liquide. maar ook een verklaring hiervoor kan zijn is dat het rente offer kleiner wordt en men dus liever geld in liquide vorm aanhoudt op grond van 3 soorten motieven.
Voorzorgsmotief: in verband met onvoorziene gebeurtenissen in de toekomst, wenst het publiek extra kasgeld aan te houden. Gezinnen houden bijvoorbeeld geld achter de hand om onverwachte uitgaven te kunnen opvangen. Dit is de vraag naar geld om apart te zetten voor als bijvoorbeeld je wasmachine stuk gaat.
Speculatiemotief: als beleggers een rentestijging en dus een koersdaling van de obligaties verwachten zullen zij wachten met beleggen en hun geld in de kas bewaren. Maar ook gezinnen kunnen het juiste beleggingsmoment afwachten.
Dit is de vraag naar geld aan de hand van rentestijgingen en dalingen, hiermee willen ze reageren op koers veranderingen van obligaties bijvoorbeeld.
Transactiemotief: doordat ontvangsten en uitgaven niet samenvallen in de tijd, hebben bedrijven en gezinnen kasgeld nodig. Het grootste deel van de kasvoorraden en de banktegoeden waarover het publiek beschikt, is bestemd voor de betaling van transacties. We zeggen dan dat men geld in kas of op een rekening courant heeft vanwege het transactiemotief. Dit is dus de vraag naar geld om er onmiddellijk iets mee te kunnen kopen.