blog placeholder

Een aantal jaren geleden kwam ik als maatschappelijk werker regelmatig in aanraking met werknemers van ons overheidsorgaan die in financiële problemen waren geraakt. Vaak was dat door verkeerde budgettering waardoor er meer werd uitgegeven dan er aan inkomsten werd genoten. Als maatschappelijk werkers gaven mijn collega’s en ik hulp aan deze mensen door ze eerst bij te staan bij het inventariseren van de opgelopen schuldenlast, vervolgens bij het berekenen van hun financiële mogelijkheden en tenslotte door voor hen een zogenoemd saneringskrediet aan te vragen bij een van de handelsbanken. Van schuldhulpverlening zoals we die tegenwoordig kennen, was nog geen sprake. Die is er wel uit voortgekomen. Maar blijkt in veel gevallen – zeker waar het ouderen betreft – niet of niet goed te werken. Daar moet verandering in komen.  

In de jaren tachtig van de vorige eeuw werkte ik als maatschappelijk werker in een team hulpverleners bij een grote overheidsinstelling. Ons kleine groepje ontwikkelde een methode om mensen uit de schulden te halen. Die mensen waren er in grote aantallen want de overheid had begin jarenn tachtig structureel de ambtenarensalarissen verlaagd (vanwege een economische crisis) en tegelijkertijd hadden de hypotheekbanken de rentepercentages fors verhoogd (vanwege diezelfde crisis). Daarnaast stegen de prijzen van levensmiddelen (zelfde oorzaak) en zaten veel mensen met een onbetaalbare hypotheekschuld – die in de jaren daarvóór door diezelfde overheid was aangemoedigd met hoge subsidies voor huizenkopers. Wij hielpen hen bij de budgettering en het in kaart brengen van de totale schuldenlast. En gingen daarna in overleg met een handelsbank om voor deze mensen een krediet te regelen. Vaak konden we – wanneer de schuldenlast te hoog was om ‘normaal’ te kunnen aflossen – via het saneringskrediet met schuldeisers een aflossing-ineens realiseren van een belangrijk deel van de schuld. Tegen finale kwijting, waardoor de betrokkene(n) en hun gezinsleden weer een ‘normaal’ leven konden leiden. Zonder angst voor de deurbel (“staat er weer een deurwaarder voor de deur”?) of voor de telefoon (“er wordt weer gevraagd waar de aflossing blijft”).

Het probleem met angstgevoelens is dat deze gaan overheersen waardoor alle andere gevoelens geen kans meer krijgen. Dus kan men ook niet werken aan herstel, want er treedt een soort verlamming op. Soms zelfs gepaard gaande met fysieke kwalen. Spierpijnen, hoofdpijnen, maagpijnen, buikloop (diarree), rugpijnen en vooral slapeloosheid. Wat dan weer nieuwe lichamelijke pijnen teweegbrengt.

De door ons bedachte vorm van hulpverlening is in de jaren negentig van de vorige eeuw uitgemond in wetgeving, die deel uitmaakt van de faillissementswet. In die wet is opgenomen dat mensen – particulieren – in aanmerking kunnen komen voor schuldhulpverlening krachtens de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). In dat geval worden individuen (“natuurlijke personen”, dus geen bedrijven of instellingen) geholpen door deskundigen bij het saneren van hun schuldenlast. Uitgangspunt is dat ze een dragelijk budget hebben waarbinnen gespaard kan worden. Het uiteindelijk te sparen bedrag – waarbij een termijn van drie jaren uitgangspunt is, wat kan worden verlengd tot maximaal vijf jaren – kan bij het begin van de WSNP-periode door een kredietinstelling aan hen worden geleend, zodat alvast met de schuldeisers overeenstemming kan worden bereikt over aflossing van (een groot deel van) de schuld. De betrokkene is dan de oude schulden allemaal kwijt en kan de komende drie (vijf) jaar werken aan het volledig schuldenvrij geraken door het spaarbedrag via een aan te stellen bewindvoerder (in feite, de hulpverlener) te gebruiken voor het aflossen van de bij de bank geleende som.

Maar het kan ook gebeuren dat er geen saneringskrediet wordt aangevraagd doch dat de schuldeisers van de bewindvoerder te horen krijgen dat zij zich drie (vijf) jaar moeten koest houden en dan aan het eind van die periode accoord moeten gaan met aflossing van (opnieuw: een deel van) de schuld middels het gespaarde bedrag. In dit laatste geval is er in feite sprake van een faillissementssituatie, want ook dan moeten schuldeisers jarenlang wachten op een aflossingsbedrag. Waarbij het lang niet altijd zeker is dat zij voor de volle honderd procent hun vordering uitgekeerd krijgen.

Deze in de wet vastgelegde manier van ondersteunen van mensen met schulden is lang niet altijd effectief. Op internet zijn voorbeelden te vinden van mensen die op advies van hun bewindvoerder door de rechtbank uit de WSNP zijn gezet en daardoor letterlijk aan hun lot worden overgelaten. Toets maar eens de zoekzin “uit de wsnp gezet hoe nu verder” in… Google zet niet alleen een heel stel fora op een rijtje maar ook advertenties van advocatenbureaus die deze mensen aanbieden ze te helpen. Zelfs het Avro/Tros-programma Radar heeft er aandacht aan besteed!

Het betekent simpelweg dat veel mensen niet de hele WSNP-procedure kunnen afmaken. Vaak doordat er gewoon te weinig inkomsten zijn om aan alle (spaar)verwachtingen te voldoen. Immers, veel mensen in de WSNP hebben een laag inkomen (uitkering, minimum loon) en worden geconfronteerd met oplopende prijzen. Zoals huurverhogingen, hogere belastingen (rijk, gemeente, waterschappen), hogere ziektekostenpremies en eigen risico’s van de zorgverzekeringen. De bewindvoerders hebben daar helaas vaak geen boodschap aan. Zij kijken naar de cijfers en zien dat de schuldenaar (degene met schulden) niet aan de verplichting voldoet om het spaarbedrag elke maand te realiseren. Dus adviseren zij de rechtbank om de bescherming van de WSNP op te heffen. Natuurlijk niet direct maar wel nadat ze bijvoorbeeld een half jaar lang weinig spaarresultaat hebben gezien.

Voor jongeren is dat uiteraard rampzalig maar zij kunnen nog proberen – bijvoorbeeld door terug te keren naar het fenomeen van het saneringskrediet en de afkoop van de schuldenlast – om toch iets van hun leven te maken. Voor ouderen is deze weg niet begaanbaar. In de praktijk blijkt dat handelsbanken nauwelijks bereid zijn om mensen boven de 55 jaar financieel bij te staan. Boven de 65 al helemaal niet. Om van 70-plussers maar te zwijgen. Ook de ‘volkskredietbanken’ (in feite overheidsbanken die aan minvermogenden leningen verstrekken die ze elders niet kunnen krijgen) lijken niet bereid te zijn om aan 65-plussers geld uit te lenen. Dat leert namelijk de praktijk. Maar er moet toch een weg zijn om deze mensen te helpen weer rustig te slapen? In een volgend artikel geef ik een praktijkvoorbeeeld van een echtpaar (70/66) dat in 2009 hard door de crisis werd getroffen en daarna min of meer aan de bedelstaf is geraakt. Met alle symptomen van lichamelijke en geestelijke ellende. Met zelfs zelfmoordneigingen bij de echtgenote. Misschien kan dit voorbeeld helpen om een oplossing te realiseren.