blog placeholder

In twee eerdere artikelen hebben we gezien hoe een ouder echtpaar in financiële problemen terechtkwam. Problemen waar menig andere oudere in terecht is gekomen. Zij komen er niet meer uit, zoals we nu zullen zien. Tenzij er hulp komt. Maar van wie? 

De misère waarin het mij bevriende echtpaar in 2009 terecht was gekomen, was mij in die tijd onbekend. Ik leerde er pas van, toen hij me vroeg er over te schrijven. Urenlange gesprekken en email-wisselingen volgden. Ik maakte een boekje in de “ik”-vorm, waarin hij zijn verhaal herkende: De Spiegel (uitgeverij U2pi BV, ISBN 978-90-8759-104-5). Ik hoopte voor hem dat het veel royalties zou opleveren. Maar dat mislukte. We raakten elkaar kwijt en ik kon voor hen slechts hopen op verbetering. We zouden elkaar onlangs weer treffen.

Hij vertelde me toen dat hij er in die zomer van 2009 in geslaagd was de gedwongen verkoop van de woning om te zetten in een ‘gewone’ verkoopprocedure. Mede dankzij de medewerking van een bevriend makelaarskantoor én uiteindelijk ook van de hypotheekbank. Die wel had ingezien dat zo’n verkoopprocedure meer zou opleveren dan een veiling. Het zou echter nog tot eind 2011 duren voordat de woning (met fors verlies) zou worden verkocht. In die tussentijd mochten ze er wel blijven wonen. Want een huurwoning werd hen niet gegund. Geen woningbouwvereniging die aan mensen met een hypotheekschuld een huurwoning verstrekt! Toe niet en nu nog altijd niet. Waar mensen in dergelijke omstandigheden dan wel naar toe moeten, lijkt niemand iets te interesseren. Zeker niet de verschillende overheden en instanties. Want ook de gemeente waar mijn vriend bij aanklopte, kon (wilde?) hem niet helpen.

Ze ‘sukkelden’ voort nadat hij eind 2009 zijn pensioenuitkering (en AOW) had gekregen. Ze konden in ieder geval een aantal vaste lasten betalen en hielden geld over voor levensonderhoud. Maar meer ook niet. Daardoor liep de schuldenlast op en uiteindelijk vroeg een incasso-advocaat hun persoonlijke faillissement aan. Met welke doelstelling is tot op de dag van vandaag onduidelijk. Er valt niets bij deze mensen te halen! Zijn bedrijf was toen al een lege huls met af en toe een kleine en veelal slecht betaalde opdracht. Waarbij opdrachtgevers er ook stilzwijgend van uit gingen (en naar tegenwoordig blijkt, nog atijd doen) dat de opdrachtnemer als gepensioneerde niet om geld verlegen zit… Waarom zo iemand na zijn pensioendatum blijft werken, komt kennelijk niet bij hen op. Het interesseert ze waarschijnlijk ook niet. Maar in dit geval probeert iemand de ellende van zijn echtgenote te verzachten…

Begin 2011 weet hij het met de hypotheekbank op een accoordje te gooien. Zij geven hem (uit medelijden? Wie weet) een brief voor de woningbouwvereniging, waarin staat dat voor de hypotheekschuld een passende oplossing zal worden gevonden. Dat volstaat voor de woningbouwvereniging, die hen daarna een huurwoning aanbiedt. Zijn vrouw is dolgelukkig nu er een plekje voor haar is. Hij belooft haar dat er nu geen financiële ellende meer hoeft te zijn. De hypotheekschuld zal wel opgelost worden, daar is hij van overtuigd. En wanneer hij zijn pensioen kan blijven aanvullen met wat bijverdiensten, moet de zon weer gaan schijnen, toch? Helaas, dat najaar wordt hij door de rechtbank opgeroepen vanwege de faillissementsaanvraag.

De rechtbank geeft het echtpaar de kans om via de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) te trachten uit de schulden te komen. Daartoe moet hij via de gemeente en de Volkskredietbank Nederland een voorstel bij de rechtbank indienen. Zowel de gemeeente als de Volkskredietbank helpen hem uitsluitend met het opstellen van het verzoekschrift. Een normaliter toe te passen schuldsaneringsonderzoek met bijbehorend krediet om een afkoopregeling toe te passen, wordt door hen niet aangedragen. Er komt wel een briefje (“nu u bent toegelaten tot de WSNP sluiten wij het dossier”). Zowel de rechtank als de door haar benoemde bewindvoerder leggen zich bij deze onjuiste toepassing van de wet neer. Het waarom zal wel altijd onduidelijk blijven.

Rechtbank en bewindvoerder stellen eisen aan de ‘spaarmogelijkheden’ en de manier van leven. Dit brengt de echtgenote aan de rand van een volledige zenuwinstorting. De huisarts adviseert de rechtbank om de vrouw buiten de procedures te houden maar de rechtbank weigert dit op formeel juridische gronden. De bewindvoerder legt zich er wel bij neer maar draait de man de duimschroeven aan. Hij moet in ijltempo voor veel gespaard geld zorgen. Daarnaast accepteert de bewindvoerder dat de vrouw nog zieker zal worden wanneer hij bijvoorbeeld hun meubilair in beslag gaat nemen. En hij realiseert zich dat een veertig jaar oude inboedel nauwelijks geld opbrengt…

De man werkt zoveel hij kan ‘bij’ om extra geld te genereren. Maar veel is het niet. Na een goed jaar is er nog nauwelijks iets gespaard en de bewindvoerder stelt dan ook aan de rechtbank voor om de WSNP-toepassing te beëindigen. Dan maar liever een ouderwets faillissement, is zijn redenering. Het geeft hem de mogelijkheid beslag te leggen op een deel van de pensioeninkomsten (om daarmee het sparen af te dwingen) en om zijn eigen honorarium te vergroten. Wonderlijk genoeg adviseert hij de man – wanneer de rechtbank aan het verzoek tegemoet komt om de WSNP-toepassing op te heffen – om daartegen in beroep te gaan bij het gerechtshof. Niet dat hij er veel van verwacht maar het levert de man tijdwinst op. Misschien trekt de economie aan en daarmee de bijverdiensten? Het beroep dient een half jaar later en wordt afgewezen omdat “de echtgenote weigert mee te werken aan de zittingen van de rechtbank en het hof”. De man protesteert fel. Hij heeft immers een artsenverklaring omtrent haar psychische toestand! Zelfs een tweede verklaring van een onafhankelijk keuringsarts. Maar het hof legt beide verklaringen terzijde. De wet eist dat de failliet verklaarde echtgenote zich tegenover de rechtbank verantwoordt en als ze dat niet wenst te doen (om welke reden dan ook) dan vervallen haar rechten…

De man durft het haar niet te vertellen. Uit angst dat ze alsnog haar zelfmoord-wens gaat uitvoeren. Hij kan en wil haar niet missen. Maar de vraag begint te komen, hoe lang hij het kan volhouden om haar te beschermen en tegelijkertijd te voldoen aan de eisen van de rechters. Eind 2012 is de curator (dezelfde als voorheen de bewindvoerder) de zaak beu. Hij heeft intussen het bedrijfje opgeheven waardoor de man geen bijverdiensten meer kan realiseren. Hiij stelt de rechtbank voor om het faillissement te beëindigen. Bij gebrek aan baten. In november van dat jaar stet de rechtbank toe. Het echtpaar weet dat niet. Pas wanneer de man in januari 2013 er achter komt dat hij “vogelvrij” is (de hypotheekbank en een paar andere schuldeisers laten hem weten dat het faillissement is opgeheven en dat hij dus weer aansprakelijk is voor alle nog openstaande schulden), vertelt hij zijn echtgenote – en mij – van de nieuwe situatie. Weer stort haar wereld in. Weer vraagt zij huilend en lichamelijk ziek van de enorme stress om niet langer te hoeven leven. Een poging om met een overdosis bloeddruk-verlagende tabletten dit te bereiken, weet hij ter elfder ure te verijdelen. Maar een oplossing is er niet. Er is niemand te vinden die hen kan (wil) helpen. Alleen haar man is nog over gebleven. Familieleden en vrienden hebben geen middelen. Ze keren zich van hen af.