Wat leidt er allemaal tot inflatie? Wat is inflatie? Wat kan er gedaan worden door de Centrale Bank tegen inflatie?
De waarde van de munt
Geldontwaarding
Geldontwaarding is waardevermindering van geld. De binnen- of interne waarde van de euro geeft de koopkracht in de eurozone weer. De buitenwaarde geeft de waarde in wisselkoersen weer. De nominale waarde van het geld is het bedrag dat op de munt of het biljet staat. De reële waarde van het geld is de koopkracht, deze waarde daalt wanneer de prijzen stijgen. De intrinsieke waarde is de waarde van het materiaal.
RIC (reëel) = NIC (nominaal)/ PIC (prijs (CPI)) x 100%
Het CPI wordt bepaald door gemiddelde werknemersgezinnen te enquêteren, vervolgens wordt er met wegingsfactoren en goederencategorieën gewerkt om het CPI te bepalen.
Prijscompensatie wil zeggen dat lonen net zoveel stijgen als de inflatie. Een waardevaste uitkering is gekoppeld aan de inflatie en een welvaartsvaste uitkering is gekoppeld aan de lonen.
Inflatie is alleen erg voor mensen met bezit/geld en juist niet voor mensen met een schuld. Er bestaan twee soorten inflatie:
– Bestedingsinflatie
Wanneer de bestedingen groter zijn dan de productiecapaciteit ontstaat er inflatie.
– Kosteninflatie
Productenten rekenen hierbij hogere kosten door in hun prijzen, loonkosteninflatie treedt op als de lonen sterker stijgen dan de arbeidsproductiviteit.
Er zijn twee instanties die inflatie kunnen bestrijden, dit zijn de centrale bank (de ESCB is het Europees Stelsel van Centrale banken, dit zijn alle centrale banken van de eurolanden plus de ECB) en de overheid. Dit doen ze op de volgende manieren:
– Bestedingsinflatie
Overheid: zorgen dat de bestedingen omlaag gaan door de overheidsuitgaven te verminderen en de belasting te verhogen waardoor de consumptie daalt
Centrale bank: de rente omhoog gooien waardoor de consumptie en de investeringen dalen.
– Kosteninflatie
Overheid: belasting omlaag doen waardoor de kosten van bedrijven dalen of subsidies uitkeren aan bedrijven.
Centrale bank: de rente laten dalen zodat de leenkosten omlaag gaan, maar dit zal niet snel gebeuren.
Er is sprake van deflatie wanneer de prijzen dalen, dit is zeer uitzonderlijk en gebeurt alleen in economisch slechte tijden. Hierbij zijn de bestedingen laag, waardoor de voorraden toenemen en de prijzen dalen. Het gevaar van deflatie is dat mensen uitkopen alleen maar meer uit gaan stellen omdat ze verwachten dat de prijzen nog meer gaan dalen, wat leidt tot nog lagere bestedingen en nog meer deflatie. De oplossing voor deflatie is het stimuleren van de economie waardoor de bestedingen weer stijgen. Dit stopt de deflatie maar kan evt. zorgen voor hyperinflatie.
Te veel geld leidt tot inflatie
Chartaal geld bestaat uit munten en biljetten. Giraal geld staat op rekeningen bij banken. Monetaire inflatie ontstaat door een toename van de geldhoeveelheid zonder dat daar extra productie tegenover staat. Monetaire financiering is het betalen van overheidstekorten met bijgemaakt geld. Maar meer geld leidt niet altijd tot inflatie.
Drie functies van geld:
– Ruil-, transactie- of betaalmiddel: geld om iets mee te kopen.
– Rekeneenheid of waardemeter: geld om aan te geven hoeveel iets waard is.
– Oppotmiddel: geld om er later iets mee te kopen.
Geld is een algemeen aanvaard betaalmiddel. Chartaal geld wordt uitgegeven door de ECB en bestaat uit munten en biljetten. Munten en biljetten zijn wettige betaalmiddelen. Giraal geld staat op rekeningen bij particuliere banken. Giraal geld is geen wettig betaalmiddel.
Monetaire financiële instellingen zijn de geldscheppende instellingen binnen de EMU. De centrale bank geeft bankbiljetten uit, het Rijk slaat munten. Het girale geld staat op rekeningen bij de algemene banken. Door branchevervaging is het takenpakket van banken uitgebreid. De maatschappelijke geldhoeveelheid is al het chartale plus girale geld min het geld in handen van geldscheppende instellingen.
De invloed van de centrale bank op de geldhoeveelheid:
1. Kas liquiditeit (= dekkingspercentage):
Kas geld / tegoeden klanten (direct opvraagbaar) x 100%
ongeveer 10% vereist
2. Geldmarkt
De centrale bank zorgt ervoor dat alle banken samen geld tekort hebben. Dit betekent dat banken altijd afhankelijk zijn van de centrale bank à het rentepercentage wordt bepaald door de centrale bank.
De externe waarde
De wisselkoers of externe waarde van een munt is de prijs, uitgedrukt in de munt van een ander land.
De evenwichtkoers is een wisselkoers waarbij de hoeveelheid die wordt gevraagd, gelijk is aan de hoeveelheid die wordt aangeboden.
Depreciatie: een daling van de wisselkoers, gevolgen:
– Export stijgt, prijs van jouw producten gaat namelijk omlaag in vreemde valuta.
– Import daalt, prijs van buitenlandse producten stijgt in termen van de eigen munt.
– Saldo lopende rekening verbetert.
– Máár: duurdere import zorgt voor inflatie!
Appreciatie: een stijging van de wisselkoers, gevolgen:
– Export daalt, prijs van jouw producten gaat namelijk omhoog in vreemde valuta.
– Import stijgt, prijs van buitenlandse producten daalt in termen van de eigen munt.
– Saldo lopende rekening verslechtert.
– Minder inflatie doordat importgoederen goedkoper zijn.
Ruilvoet = indexcijfer van de uitvoerprijzen x 100
indexcijfer van de invoerprijzen
De EU is een economische unie die bestaat uit 25 Europese landen. Daarbinnen vormen twaalf landen de EMU; zij hebben één munt, de euro.
Wisselkoerssystemen:
1. Zwevende wisselkoers à vraag en aanbod op de valutamarkt bepalen de koers. Zo’n wisselkoers apprecieert en deprecieert oneindig.
2. Beheerst zweven à valutamarkt bepaald tot op een zekere hoogte de koers, valuta-interventies door centrale banken zijn mogelijk. Dit doet men door de munt extra te kopen of juist te verkopen, op deze manier hebben de centrale banken een signaalfunctie. Managed floating is het tijdelijk steunen van een valuta met zwevende wisselkoersen door centrale banken.
3. Vaste wisselkoersen à hierbij is een spilkoers afgesproken, dit is een afgesproken koers waartegen een valuta aan een andere valuta is gekoppeld. De bandbreedte is de ruimte waarbinnen de vaste wisselkoers fluctueert. Met valuta-interventies voorkomen de centrale banken dat een vaste wisselkoers buiten de bandbreedte raakt. Wanneer interventies geen effect hebben wordt de spilkoers aangepast, dit kan met een devaluatie, waarbij de vaste wisselkoers verlaagd wordt, of met een revaluatie, waarbij de vaste wisselkoers verhoogd wordt.
Er zijn twee manieren om de economie te stimuleren, namelijk:
-Begrotingsbeleid, dit heeft drie effecten:
1. De belasting daalt en de overheidsuitgaven stijgen, hierdoor nemen de bestedingen toe en hiermee de import toe, waardoor het saldo van de lopende rekening daalt en de wisselkoers daalt.
2. De winst(verwachting) stijgt, waardoor de koersen van aandelen omhoog gaan en internationale beleggers deze aandelen gaan kopen, dit zorgt voor een kapitaalinstroom en hierdoor stijgt de wisselkoers.
3. Het begrotingsoverschot daalt, waardoor men meer gaat leren en de vraag op de kapitaalmarkt stijgt, dit zorgt voor een hogere rente en een kapitaalinstroom, de wisselkoers stijgt.
Conclusie: hoe meer de economie gesloten is, hoe meer de wisselkoers stijgt.
– Monetair beleid, hiervoor zijn twee mogelijkheden:
1. De korte rente wordt naar beneden gehaald, waardoor er meer besteed en dus meer geïmporteerd wordt, hierdoor ontstaat een kapitaaluitstroom. Het saldo van de lopende rekening verslechtert zo en de wisselkoers daalt. Én de winstverwachting wordt hoger waardoor de wisselkoers juist stijgt.
2. De geldhoeveelheid wordt vergroot, waardoor er extra kredietmogelijkheid is en lagere rentes worden ingesteld, hierdoor daalt de wisselkoers.