Wijn drinken. Even een flesje ophalen bij de supermarkt. Voor bij het eten, of ’s avonds op de bank. Makkelijk en lekker.
Dat er achter wijn een heel verhaal schuilt, dat weten we onderhand allemaal. Menige wijncursus wordt gegeven en hier en daar prijkt het woord vinoloog om ons te laten weten dat dit iemand is die veel van wijnen weet.
Wijn maken is een kunst. Ja, zelfs die goedkope flesjes ‘slobberwijn’. Tenslotte is elke wijn ooit een bos druiven geweest…
Misschien ook wel logisch dan, dat de wijnmakers willen dat de drinker het verhaal achter de wijn kent.
En nee, dat is niet voor ieder van ons weggelegd. Vaak rennen we even snel langs het wijnschap en nemen we of de goedkoopste, of een oude bekende mee.
Wie gaat er tegenwoordig nog naar een slijterij voor wijn? Likeurtjes misschien, maar wijn is veel gemakkelijker bij de supermarkt te krijgen.
En dat is waar. We kunnen tegenwoordig veel – en ook goede – wijnen gewoon in de supermarkt halen. Dat is best een luxe. Vooral onze overzeese vrienden kijken hier verlekkerd naar. Daar kun je in de supermarkten vaak geen spatje alcohol krijgen.
Maar door die luxe zijn we ook wel heel gemakkelijk geworden in het kiezen van wijn. En dat is toch ergens jammer.
Want hoewel elke wijn als lekker drankje gedronken kan worden, hebben wijnen vaak ook een heel directe link met eten.
Daarom de uitdaging om toch eens wat activeren te zoeken naar een “goede wijn”.
Niet alleen voor onszelf, maar ook voor de makers.
Wijnen herkennen
Jonge, oude, zoete, droge… je moet het vaak maar van het label hebben. Als de wijn in een fles zit, kun je niet gemakkelijk zeggen hoe de wijn zal smaken. Natuurlijk willen namen als Chardonnay of Merlot nog wel een beetje helpen, maar daar houdt het dan ook vaak mee op.
Het leukste is om zelf wat te experimenten. Daarvoor moet de fles natuurlijk open.
Wanneer je wijn in een glas hebt gegoten, zul je meteen zien dat wijnen van elkaar verschillen. Giet de wijn in een glas en houdt hem, licht gekanteld, tegen een witte achtergrond. Als de wijn vrij licht is en een bijna waterige rand eromheen heeft, is dit een jonge wijn. Hoe donkerder de kleur, hoe ouder de wijn. Daarnaast zie je bij erg zoete wijn ook dat de wijn een bijna gouden kleur heeft.
Je zult al snel merken dat kleur en smaak samen op gaan: meer kleur, vollere/sterkere smaak.
Wijn proeven
Als je toch al bezig bent om de wijn in een glas te gieten en te bekijken, kun je net zo goed over gaan op het proeven.
Dat doe je als volgt:
– Wijn proef je in de volgende volgorde: witte wijn voor rood, jong voor oud, zoet voor droog.
– Voor het proeven, ga je eerst naar de wijn kijken – zoals hierboven beschreven.
– Ook de geur van een wijn is belangrijk. Als je goed de tijd neemt, kun je vaak al een paar ‘ingrediënten’ ruiken. Om de wijn goed te kunnen ruiken, klots je de wijn door het glas. Dit mag best stevig (zolang het maar in het glas blijft). De zuurstof maakt de geur los.
– Nu ruiken: welke geuren herken je? Door te ruiken en daarnaast op het label van de fles te kijken, ga je al snel geuren herkennen. Dit kun je oefenen. De eerste keer zul je waarschijnlijk weinig ruiken, maar na wat meer oefening kun je vaak ook meer verschillende dingen ruiken.
– Nu is het tijd voor het proeven. Je neemt een slok van de wijn en laat hem door je mond gaan (vergelijkbaar met het spoelen van je mond). Vaak is het ook goed om nogmaals wat zuurstof bij het proces te betrekken, dus dan zuig je ondertussen een beetje lucht naar binnen. De smaak en geur komen dan samen binnen.
– Als je veel wijnen wilt proeven is het waarschijnlijk raadzaam om de slok uit te spugen – zoals officiële wijnproevers het doen – maar je kunt het natuurlijk ook gerust doorslikken.
– Probeer te ontdekken wat je geproefd hebt. De ene wijn blijft enorm hangen, van de andere is na een seconde al niets meer te proeven. Je zult bij dit proces al vrij snel merken of je een wijn lekker vindt of niet.
– Voor je overgaat op het proeven van een andere wijn, drink je eerst wat water. Je moet je smaak neutraliseren, anders zul je de smaak van de volgende wijn minder goed kunnen proeven.
– Als je echt op zoek bent naar een goede wijn, proef er dan niet teveel achter elkaar. En schrijf op welke wijn je lekker vond, want na zes wijnen is het moeilijk te herinneren welke smaak waar bij hoorde.
Welke wijn gaat waar goed bij?
Allereerst kunt u natuurlijk het makkelijkst naar de fles zelf kijken. Op het label staat vaak al wel kort waar de wijn goed bij smaakt.
Hier dan toch nog even een rijtje:
– Een jonge, zoete, witte wijn kan goed als aperitiefje. Een makkelijk wijntje met relatief weinig smaak. Gecombineerd met eten, merk je al snel dat de smaak ervan wegvalt.
Je kunt hierbij denken aan Duitse Moezelwijn; een zogenaamd ‘slobberwijntje’.
– Een (oudere) droge, witte wijn kan door zijn wat volle, maar niet overwegende smaak goed bij vis.
– Een rode wijn kan goed bij het hoofdgerecht, met name vlees – sterke wijn past goed bij rood vlees.
– Zoete witte wijn – denk hierbij aan ‘mierzoete’ wijn – gaat uitstekend bij het dessert, met name cake of ijs.
Ook kun je wijn goed in sauzen gebruiken. Kook het dan wel even goed, zodat de alcohol verdampt, maar de smaak blijft hangen.
Wijn laten rijpen
Wijn verandert door de tijden heen, zelfs zonder dat er zuurstof bij komt kijken. Een rode wijn wordt smaakvoller als je hem een poos laat liggen.
Witte wijn kun je ook bewaren, zij het minder lang.
Doorgaans geldt dat een witte wijn na twee jaar op zijn best is en een rode wijn na zes tot acht jaar.
Je kunt rode wijn natuurlijk langer bewaren, maar het betekent niet dat een wijn na 20 jaar veel lekkerder is dan dat die na 10 jaar was.
Wijn serveren
Als je van plan bent om een fles wijn in één avond op te drinken, is het een idee om de wijn van de fles in een karaf te gieten. Zoals eerder beschreven maakt zuurstof de smaak en geur van de wijn los. Sommige mensen gieten de wijn ook wel één of twee keer over in twee karaffen, zodat de wijn helemaal heeft kunnen ‘ademen’.
Maar onthoud: wanneer de wijn uit de fles is, blijft de smaak maar beperkt goed.
Dat geldt ook voor een open wijnfles; die kun je niet lang bewaren. Vooral rode wijn wordt erg wrang na een paar dagen.
Natuurlijk hoort bij het serveren ook de goede glazen. Zoals bij alle alcoholische dranken het geval is, geldt het ook voor wijn: hoe meer alcohol, hoe kleiner het glas.
Witte wijn wordt in een kleiner glas geserveerd dan rode wijn.
Giet de glazen dusdanig vol dat de inhoud net over de bolling van het glas komt. Dus geen hele bellen! Het wordt ook een beetje lastig om de wijn in je glas te laten ademen (door licht klotsen) als je hele glas vol zit…
Bovendien staat het beter als een wijnglas maar gedeeltelijk vol is.
Je merkt het al: wijn drinken kan dus een ware hobby worden. Vooral wanneer je er wat meer tijd aan besteed, merk je hoe rijk een goed gekozen wijn kan zijn.
En het is natuurlijk altijd waardevol als je een wijn echt proeft; dan heeft de wijnmaker helemaal eer van zijn werk!
Dus… proost!