De wereldberoemde theoretisch natuurkundige en uitvinder, Albert Einstein had vele uitspraken. Een daarvan was: “Niets kan onze gezondheid en het voortbestaan van het leven op aarde zoveel helpen als de evolutie naar een vegetarische levenswijze.”
In circa 1840 is het moderne vegetarisme ontstaan toen het boek La Thalysie gepubliceerd werd. Dit boek is geschreven door Gleïzès. Tegen het eind van de 19de eeuw kreeg het vegetarisme ook in Nederland vele aanhangers. De Nederlandse Vegetariërsbond ontstond in 1894. Zij had als doel de vegetarische levenswijze te bevorderen, omdat zij overtuigd was dat dit zou leiden tot een toename van beschaving en medemenselijkheid maar ook tot een groei van gezondheid en levensgeluk.
Er zijn diverse redenen op te noemen die verklaren waarom een mens besluit om vegetariër te worden:
Ten eerste voor je gezondheid. Uit een aantal onderzoeken blijkt dat vegetariërs veel minder kans hebben op hart- en vaatziekten dan mensen die gewoon vlees eten. Dit komt doordat vegetariërs een lager cholesterolgehalte, een lagere bloeddruk, een verlaagde kans op overgewicht en ook nog een kleinere kans op diabetes mellitus type II hebben dan niet-vegetariërs. Dit zijn de belangrijkste oorzaken van hart- en vaatziekten. Ook hebben een groot aantal studies aangetoond dat de kans op kanker verlaagd kan worden door middel van het eten van fruit en groenten.
Er zijn zeer zeker zwaarlijvige vegetariërs maar uit onderzoek is gebleken dat dit relatief gezien veel minder vaak voorkomt bij vegetariërs dan bij niet-vegetariërs. Doordat vegetariërs minder kans lopen op zwaarlijvigheid hebben zij automatisch ook minder kans op de bovengenoemde ziektes.
Een aandachtspunt voor vegetariërs is het tekort aan ijzer en vitamine B12. Dit laatste is belangrijk voor de aanmaak van rode bloedcellen en voor het zenuwstelsel. B12 komt alleen voor in dierlijke producten, dus ook uit zuivel en eieren. Plantaardig ijzer is moeilijker op te nemen voor het lichaam dan dierlijk ijzer, maar er zijn genoeg plantaardige ijzerbronnen om aan die behoefte te voorzien.
De tweede reden is voor de dieren. Zowel bij religieuze als filosofische en ethische groepen heeft het beginsel om niet te doden altijd voorop gestaan. Vleesrunderen worden na ongeveer 2 jaar geleefd te hebben, geslacht. Als het een mannetje betreft, wordt deze in een kleine houten kist vastgezet om te voorkomen dat zijn spieren ontwikkelen en om ervoor te zorgen dat het vlees mals blijft. Omdat veel consumenten wit-roze vlees prefereren, krijgt het dier een ijzerarm dieet, met als gevolg dat het dier bijna niet meer kan lopen wanneer het kalfje slachtrijp is.
Mestvarkens leven bijna allemaal in kale hokken met betonnen roostervloeren en leven vrijwel hun hele leven in het donker. Zowel castratie als het wegtrekken van de hoektanden bij biggen wordt zonder verdoving uitgevoerd. Dit doen ze omdat varkens zich vervelen en gefrustreerd raken en ze elkaar in de staarten gaan bijt, de staart wordt dan ook vaak afgeknipt zonder enig verdovingsmiddel. Wanneer varkens na zes maanden naar het slachthuis vervoerd worden zien zij voor het eerst en voor het laatst het daglicht. Slachtkippen worden in duistere, grote stallen gehouden waar ze met ongeveer twintig kippen op één m2 zitten. Ze worden tijdens een periode van ongeveer zes weken vetgemest waarbij hun lichaamsgewicht met ongeveer vijftig gram per dag toeneemt. Hierdoor krijgen ze ademhalingsproblemen, hartkwalen en vergroeiing van de poten. Wanneer ze slachtrijp zijn worden ze in vrachtwagens geduwd. Ze zitten dan in houten kratten op elkaar met als gevolg vele botbreuken en ontwrichtingen.
Ook de kippen hebben het niet goed: een mannelijk kuiken zal kort na de geboorte vergast worden of levend vermozeld worden in een vleesmolen, omdat zij “nutteloos” zijn bij de eierproductie. Slachtkippen worden vaak geslacht terwijl ze nog bij hun bewustzijn zijn.
En ten slotte: de vissen uit de zee sterven meestal door verstikking op het droge.
Ten derde voor je medemens. Er zijn ongeveer 1 miljard mensen wereldwijd ondervoed, waaronder 200 miljoen kinderen. Er is sprake van een grote verspilling omdat gemiddeld gezien 44% van alle graangewassen wereldwijd gebruikt wordt als veevoeder. De teelt van deze veevoedersgewassen neemt ongeveer een kwart van onze beschikbare akkerlanden in. Op deze grond kan in vele gevallen plantaardig voedsel voor de mens verbouwd worden. Een vegetariër heeft minder graan nodig voor haar voedingspatroon. Ook neemt het aanbod van graan toe doordat er minder verspild wordt als veevoeder. Dit alles laat zien dat een vegetarisch voedingspatroon een stap is in de goede richting voor het ingewikkelde probleem: het wereldvoedselvraagstuk.
Als laatste reden wordt men vaak vegetariër voor het milieu. Er kan een zware ecologische voetafdruk door het enorme aantal vee worden achtergelaten. Meestal is veeteelt een innefficiënte manier om mensen te voeden omdat het vee meer voedingsenergie gebruikt dan dat zij kunnen opleveren. Het zou minder verspillend zijn om eetbare voedingsgewassen direct te consumeren. Het gevolg van het enorme aantal vee is dat men extra beslag moet leggen op landbouwgrond, hierdoor is er niet alleen voedselverspilling door de veeteelt maar ook overmatig gebruik van de landbouwgrond. Men gaat gebieden ontbossen om meer landbouwgrond te hebben. Andere problemen zijn dat bodemerosie en verwoestijning ontstaat door het te intensief gebruiken van de grond en een klimaatverandering door de methaanuitstoot van vee. De vermesting bedreigt de biodiversiteit, het oppervlakte- en grondwater, de drinkwatervoorzieningen, de bodemprocessen, etc… Deze worden ook bedreigt door verzuring, watervervuiling, ontbossing en klimaatsveranderingen door het broeikaseffect. Een groot aantal diersoorten worden door al deze problemen bedreigd.
Laten we allen een steentje bijdragen aan de toekomst van al het leven op aarde door wat bewuster te worden van de werkelijkheid.