De vlinder behoort tot de groep der schubvleugelige insecten (Lepidoptera). De eerste, kleine motachtige vlinders, ontstonden waarschijnlijk met het ontstaan van de eerste bloeiende planten, zo’n 200 miljoen jaar geleden. De oudste bekende vlinderachtige soort, de Limacodites Mesozoicus, leefde zo’n 185 miljoen jaar geleden. Er zijn een klein aantal in barnsteen* goed gebleven restanten van vlinderachtigen uit die tijd gevonden. Uit de motachtige vlinders ontstonden zo’n 50 miljoen jaar geleden de eerste dagvlinders. Tegenwoordig zijn er zo’n 160.000 bekende vlindersoorten en naar schatting nog zo’n 40.000 nog niet bekende soorten. Vlinders zijn hiermee de op één na grootste diersoort op aarde. Ongeveer 2,5% van deze vlinders zijn dagvlinders en de overige 97,5% zijn nachtvlinders.
*Barnsteen:
Barnsteen is versteend hars dat afkomstig is uit bomen. Boomhars is heel kleverig waardoor er regelmatig insecten in blijven kleven. Deze ingesloten insecten worden vervolgens omringd door hars en luchtdicht afgesloten. Het hars versteent vervolgens en op die manier worden de restanten goed bewaard en de restanten blijven miljoenen jaren bewaard.
Uiterlijk van de vlinder:
Alle vlinders hebben nagenoeg dezelfde lichaamsbouw opgebouwd uit achterlijf, een behaard borststuk, 3 enkelvoudige ogen, 2 samengestelde ogen (facetogen), antennes, 6 gelede poten voorzien van kleine gelede voetjes en een lange oprolbare holle zuigtong* (proboscis). Ook hebben ze allemaal 2 grote voorvleugels en 2 kleinere achtervleugels voorzien van een vleugelstaart. Er is echter een hele grote variatie in vleugelgrote, -vorm, -kleuren en –patronen. De kleinste vlindertjes hebben een spanwijdte van een paar millimeter en de allergrootste vlinders hebben een spanwijdte van meer dan 25 centimeter. De kleur van de vleugels wordt veroorzaakt door de daarop aanwezige schubben die pigmenten bevatten. Bij de dagvlinders zijn de bovenzijdes van de vleugels felgekleurd en hebben de onderzijdes een camouflagekleur zodat ze, als ze hun vleugels boven hun lichaam dichtklappen, nauwelijks opvallen. Bij de nachtvlinders daarentegen hebben de voorvleugels een camouflage kleur en de achtervleugels een felle kleur zodat ze, zodat ze, als ze hun vleugels over elkaar heen dichtvouwen als ze gaan zitten, nauwelijks opvallen. Soms zijn de vleugels voorzien van op grote ogen lijkende vlekken waardoor ze kunnen dienen ter afschrikking van eventuele belagers. Sommige vlinders zijn deels ongeschubd en hebben dan gedeeltelijk doorzichtige vleugels.
*Zuigtong (Proboscis)
De zuigtong is geen echte tong maar bestaat uit twee heel erg lange vergroeide bovenkaken.
Voortplanting
Vlinders komen in het voorjaar, na een overwintering als volwassen vlinder of pop, tevoorschijn en zoeken elkaar dan op om te paren. Om de mannetjes te lokken scheiden de vrouwtjes dan een, per soort specifiek herkenbare, geurstof (feromoon) af die de mannetjes seksueel prikkelt. Als er een mannetje op het paringsbereide vrouwtje af is gekomen zal hij met een baltsvlucht het vrouwtje overhalen om met hem te paren. De daaropvolgende paring duurt vervolgens 1 of meerdere uren. (Er zijn een paar soorten vlinders, de zgn. zakjesdragers, die zich maagdelijk voortplanten).
Tijdens de paring legt het vrouwtje een groot aantal, enkele honderden tot duizenden, eitjes op een plant. Uit deze eitjes komen, na 1 tot 3 weken, rupsen die zoveel mogelijk eten als enige doel hebben. (vrijwel alle rupsen eten alleen maar planten maar er zijn een aantal soorten die dood dierlijk materiaal eten en een paar soorten vangen zelfs kleine diertjes die ze opeten). De rups groeit vervolgens en vervelt diverse malen totdat bij de laatste vervelling de huid verhardt. Als hij dit stadium bereikt heeft verpopt de rups en veranderd hij in een pop (chrysalis).
In de pop ondergaat de rups een gedaanteverwisseling en na een bepaalde tijd, die per soort sterk verschilt, komt er een volwassen vlinder uit de pop. Het veranderen van een rups naar een volwassen vlinder noemt men een metamorfose. Zodra de vlinder is opgedroogd en kan vliegen richten ze zich volledig op de voortplanting. Er zijn zelfs soorten die als vlinder niet eens eten kunnen. Bij de meeste vlindersoorten duurt de vlinderfase dan ook niet lang en is zij zeer kort ten opzichte van de rupsenfase.
Vlinder liefhebbers:
In tegenstelling tot de meeste insecten zijn vlinders, die niet steken of bijten, geliefd bij het grote publiek. Vooral de volwassen dagvlinders hebben een opvallend uiterlijk. Ze spelen een rol in verschillende culturen en zijn een veel gebruikt onderwerp in de kunst. Vlinders hebben vaak een karakteristieke fladderende vlucht en sterk uiteenlopende vleugelkleuren die bij een aantal soorten bitengewoon decoratief is. Vlinders zijn gemakkelijk te conserveren is en de soms bonte kleuren gaan hierbij niet verloren. Daarom worden vlinders al sinds lange tijd over de gehele wereld verzameld.
Uitgebreide informatie:
Voor uitgebreide informatie over de vlinder kun je terecht op http://nl.wikipedia.org/wiki/Vlinders#Taxonomie_en_indeling