blog placeholder

Deze prachtige, sprekende vis met leuk gedrag ziet men steeds meer in het aquarium.

De pauwooggrondel behoort tot een aparte groep vissen, namelijk de grondels. Deze grondel zwemmen graag in tegenstelling tot de meeste grondels. Daarom zal je deze vis van ongeveer vijf centimer voornamelijk in de onderste laag of de middelste laag tegen komen. De pauwooggrondel komt in het wild voor in Nieuw Guinea in Zuid-Oost Azië. In de aquariumwereld is het nog een redelijk nieuwe vis, maar door zijn felle kleuren wordt hij steeds populairder. De Tateurndina Ocellicauda staat niet op de lijst van bedreigde diersoorten.

De pauwooggrondel is een vis die goed in een gezelschapsbak kan, mits er rekening wordt gehouden dat er genoeg schuilplaatsen zijn in de bak. Kleine garnaaltjes zal hij proberen te pakken, dus houdt daar rekening mee als je er garnalen bij houdt. In de paartijd wil het mannetje zich nog wel eens opdringen tegenover het vrouwtje, daarom zijn schuilplaatsen geen overbodige luxe. In de paartijd zal het mannetje ook wat agressiever zijn tegenover de andere bewoners door het creeeren van een terratorium.

Het aquarium

Als minimummaat van het aquarium wordt er op internet vaak 50cm aangehouden. Ik heb ze zelf ook en vind 50cm aan de kleine kant. Om te gaan kweken is 50centimeter een mooie maat, maar voor een gezelschapsbak zou ik voor minimaal 60cm gaan met een paartje, maar net als voor alle vissen geldt ook hier: Hoe groter hoe beter. Het is aan te raden om het aquarium te voorzien van randbeplanting en wat drijfplanten om wat schaduw en schuilplekken te creeeren. Ook een holletje (een halve kokosnoot oid) mag eigenlijk niet ontbreken bij de pauwooggrondels in de bak.

De PH moet tussen de 7-8 liggen met een hardheid tot 8GH. De watertemperatuur moet ongeveer 22graden tot 26graden zijn.

In een 60cm bak is het verstandig om een koppeltje pauwooggrondels te houden. In een 80cm bak kan een harempje (1m,2v) goed gehouden worden, mits ervoldoendeschuilplaatsen zijn. Voor meerdere mannetjes is een meterbak toch echt de minimumafmeting met oog op terratoriumvorming.

 

Voeding

 De pauwooggrondel is geen moeilijke eter. Echter vlak na aanschaf willen ze nog weleens wat lastig zijn met eten, maar na een dag eten ze vaak al mee met de rest van de vissen. Wel moet er rekening worden gehouden met de afmeting van het voer, aangezien ze een kleine bek hebben. Onder andere de volgende voersoorten worden geaccepteerd: 

  1. Vlokvoer
  2. Granulaat
  3. Tabletten
  4. Diepvries/Levende rode muggenlarven
  5. Diepvries/Levende witte muggenlarven
  6. Diepvries zwarte muggenlarven (levende mogen niet worden verkocht in Nederland)
  7. Diepvries/levende watervlooien
  8. Diepvries/Levende pekelkreeftjes (Artemia)
  9. Dieprvries/levende cyclops
  10. Kleine garnaaltjes (deze willen ze nog wel eens pakken als die in de bak zitten)

 

 Geslachtsonderscheid

Het geslachtsonderscheid is bij deze soort goed te zien. Het mannetje heeft een hele kenmerkende bult op zijn kop zitten, waarbij het vrouwtje de kop afgevlakt is en overloopt in de rug.

Kweken

Het kweken wil nog regelmatig lukken in een gezelschapsbak, mits er rustige vissen in gehouden worden. Het mannetje zal vaak de plek van het nest bepalen wat vaak in een holte is, zoals in een halve kokosnoot. Maar soms wil het mannetje ook een hol graven onder een platte steen oid. 

In de paartijd krijgt het mannetje fellere kleuren en het vrouwtje krijgt een felle gele buik. Zodra het mannetje dit doorheeft begint hij met pronken, wat een paar dagen kan duren. Vervolgens zullen ze samen de liefdesgrot opzoeken. Vaak merk je het tijdens het voeren als je het mannetje niet meer ziet. Deze neemt immers de broedzorg op zich. Op dit moment verjaagt hij alle vissen, inclusief zijn partner.

In de holte zal minder stroming zijn, waardoor het mannetje de hele tijd moet wapperen om vers water langs de eitjes te laten gaan om te voorkomen dat ze beschimmelen. Met een watertemperatuur van 24graden komen de eitjes na zes dagen uit. De jongen dienen gevoerd te worden met infusorien  en artemia nauplien.

Een kweek is bij mij een paar keer gebeurd in mijn gezelschapsbak, maar wat dan wel belangrijk is, is dat er genoeg fijne planten aanwezig zijn waar de jongen in kunnen schuilen. Wat ook een tip is, is om wat javavaren vast te maken boven in de bak aan de achterwand. Door de ruimte tussen de wortels kunnen de jongen hier goed schuilen. De jongen kunnen in een gezelschapsbak vaak genoeg infusorien vinden om op te groeien. In een kweekbak (waar de jongen het ook vaak niet in overleven) is het van belang dat de infusorien worden toegevoegd.