Melklijst bij embryo:
Teef en zeug: melkklieren langs hele melklijst
Landbouwhuisdieren: inguinale melkklieren.
mens en olifant: pectorale melkklieren.
Lymfe afvoer is belangrijk bij metastasering.
- Achterste mammapakketten: Inn. Supramammaria.
- Voorste 2paar thoracale mammae: Inn. Axilares of Inn. Mediastinalis cran.
Melklieren microscopisch: tubulo-aciniare klier bestaand uit parenchym en stroma.
Parenchym = klierweefsel
- Epitheelcellen die acini bekleden zijn apocrien.
- Acini zijn gegroepeerd in lobuli.
- Afvoer vanaf acini via intra- en interlobulaire melkgangen, of direct op cisterne.
Stroma bestaat uit:
- Fibreus bindweefsel en geel elastisch bindweefsel.
- Bindweefselsepta scheiden de lobuli
- Stroma bevat: bloedvaten, lymfevaten en zenuwen.
Uitmonding melkgangen:
- Direct aan tepelpunt (vleeseters)
- Via uiercisterne, tepelcisterne en tepelkanaal.
Bekleding:
- Kleine en grote afvoergangen: 1 of 2 lagig epitheel.
- Cisternen: tweelagig cylindrisch epitheel.
- Tepelkanaal: meerlagig verhoornend plaveiselepitheel. ( zodat het niet altijd open is).
- Contractiel weefsel: acini, melkgangen: myoepitheel. Tepelkanaal; glad spierweefsel.
Taaimelkse koeien: sfincter te stevig in tepelkanaal.
Meer interessante artikelen:
Ophangapparaat:
Ligamentum suspensorium medialis:
- Twee lagen tussen de uierhelften.
- Bevat veel geel elastisch weefsel.
Ligamentum suspensorium lateralis:
- Ligt lateraal, sluit craniaal en caudaal aan op ligamentum medialis.
- Stevig collageen bindweefsel.
Sterk gevuld uier:
- Spenen wijzen ventro-lateraal.
Bloed afvoer in uier:
Venenring ( basis van uier), waarvanuit:
- V. subcutanea abdominis ( = melkader)
- V. pudenda externa ( via lieskanaal)
- V. perinealis ventralis
Mastitis meestal infectieuze oorzaak:
- Streptococcen
- Staphylococcen ( blauwuier)
- E. coli ( mest)
Vaak galactogene = ascenderende ( van onder naar boven) infectie.
Bij verstoring afweer uier: Galactophoritis of mastitis.
Tepelkanaal afweer:
- Sfincter en keratinelaag met bactericide componenten
- Lymfocytaire filtraten langs cisternen en melkgangen vooral bij rozet van furstenberg
Uier geit/ schaap : sfincter matig ontwikkeld, sluiting door elastisch weefsel. Tepel bekleed met fijn haar.
Melkklieren hond/varken:
Zeug: 7 paar melkklieren.
Teef: 5 paar melkklieren.
Bloedvoorziening:
- Craniale pakketten: a. epigastrica cranialis.
- Caudale pakketten : a. epigastrica caudalis.
- Dorsaal van middelste pakketten anastomoses.
Lymfeafvoer:
Voorste 2 paar pakketten:
- Zeug: Inn. Mediastinalis cranialis of Inn. Cervicalis caudalis.
- Teef: Inn. Axillaris.
Alle andere pakketten : Inn. Inguinalis superficialis.
Paard tepelkanaal: gladde spieren beter ontwikkeld maar circulaire minder dan koe.
Puberteit: sterkere ontwikkeling melkklier.
Voornamelijk aanleg en uitgroei klierbuizensysteem.
Graviditeit: vorming functioneel klierweefsel.
Regulatie voorbereiding en lactatie melkklier:
samenspel dicerse endocriene organen o.l.v. hypothalamus.
Oestrogenen/ progesteron complex:
- Gevormd in ovaria en tijdens graviditeit in placenta.
- Sensibiliseren melkklier voor hormonen adenohypofyse.
Hormonen adenohypofyse:
– zorgen voor proliferatie melkklier:
- LH en FSH
- TSH
- STH
- ACTH
- Prolactine
- Oxytocine belangrijk bij melkejectie!
Neuro-endocriene reflex:
- Receptoren in huid uier en tepel
- Stimuli: stoten, zuigen, melken
- Aff. Banen naar RM →hypothalamus.
- Afgifte door neurohypofyse van oxytocine aan bloed.
- Eff. Via bloedbaan naar melkklier
- Gevolg: contractie van myoepitheelcellen rond alveoli.
Neuroendocriene reflex → word voorwaardelijke reflex. Is makkelijk rembaar.
Remming:
- Centraal → tegengaan afgifte van oxytocine.
- Perifeer in melkklier → vasoconstrictie door adrenaline.
Zuiver nerveuze mechanismen ( alleen via zenuwbanen):
Invloed van sympathisch systeem.
– wisselen tonus melkgangen en verminderen bloedtoevoer uier.
– gevolg: oxytocine komt niet bij myoepitheel.
Invloed op hypothalamus : afgifte oxytocine↓
Colostrum:
- Bevat colostrumlichaampjes
- Grote eiwitfractie
- Laag lactosegehalte
- Hoog vitamine A gehalte
- Magnesiumzouten ( laxerend)
Melk bevat in verhouding tot behoefte laag gehalte aan vit D, Fe en Cu.
Bestaat uit: water en droge stof.
Droge stof uit vetfractie en vetvrije d.s. ( eiwitten, koolhydraten, vitaminen en mineralen.
Melkeiwitten:
merendeels caseïnen:
- Aminozuursamenstelling komt sterk overeen met de eiwitten nodig voor opbouw van weefsel, hierdoor groei jong sterk gerelateerd aan eiwitgehalte melk.
Vorming eiwitten:
- Meesten in melkklier uit aminozuren, uitzondering albumine en serumglobuline ( uit bloed moeder).
Lactose:
- Word gevormd in melkklier.
- Disaccharide van glucose en galactose.
- Bij hyperglycemie moeder : lactose gehalte omhoog.
- Op piek lactatie: veel lactosevorming melkklier: bloedglucose omlaag: ketose tgv gevormde vetzuren in lever.
Diersoortverschillen melk:
Melkvetgehalte: hoogst bij zeezoogdieren.
Koemelk: meer eiwit en mineralen, minder lactose dan humane melk.