bruin paard

Wat zijn infectie ziekten nou eigenlijk? Wat zijn voorkomende infectie ziekten nou eigenlijk bij paarden? Hoe kan ik mijn paard tegen infectie ziekten beschermen? Hoe kan ik ze voorkomen? En hoe zijn de infectie ziekten te behandelen? Dit zijn allemaal vragen die in je op kunnen komen als je het hebt over infectie ziekten bij paarden. In dit artiekel wordt ingegaan over welke infectie ziekten er zijn, hoe ze ontstaan, hoe ze te behandelen zijn en hoe ze te voorkomen zijn.

Dit kan een zeer informatief artikel zijn voor mensen, die meer over paarden te weten willen komen, en/ of aan het denken zijn over de aanschaf van een eigen paard. Want als je een eigen paard wil aanschaffen is het natuurlijk ook handig om te weten, waarvoor en hoevaak een paard geent moet worden tegen veel voorkomende infectieziekten.

Ik hoop dat mensen die dit artikel lezen, veel aan de informatie zullen hebben en er wat van kunnen opsteken.

Wat is enten, en wat gebeurt er in het lichaam van het paard?

Vele ziekten zijn gemakkelijker te voorkomen dan te genezen en bij sommige ziekten is voorkomen de enige manier. Het lichaam reageert na besmetting met een ziekteverwekker (bijv. bacterie of virus) met het maken van afweerstoffen tegen die ziekteverwekker. Als de afweer van het lichaam onvoldoende is kan het dier ziek worden.

Door het paard meerdere malen achtereen een vaccin toe te dienen per injectie dat gemaakt is van gedode of verzwakte ziekteverwekker, wordt bij dit paard een bescherming (immuniteit) opgebouwd, terwijl het paard zelf niet ziek wordt. Alleen gezonde dieren kunnen dit optimaal. Na verloop van tijd neemt de bescherming geleidelijk aan af. Daarom is regelmatig enten noodzakelijk.

Jonge dieren zijn meer vatbaar voor ziekten dan oudere. Hoewel zij van de moeder na de geboorte afweerstoffen mee krijgen, werken deze gemiddeld 3 maanden. Onder bepaalde omstandigheden kan een vaccin niet of onvoldoende werken. Bijvoorbeeld:

– wanneer een dier al is besmet met een ziekteverwekker.

– Bij een niet gezond dier (slechte conditie, parasieten)

– Erfelijke oorzaken, waardoor het dier niet optimaal reageert

– Stress

– Na toediening van sommige geneesmiddelen.

Diverse entstoffen kunnen momenteel tegelijk als zo genoemde cocktail worden toegediend. Niet alle vaccins worden ingespoten.

Infectieziekten, wat verstaan we hieronder?

Bij infectieziekten is er sprake van een ziektekiem die in staat is het dier te infecteren door in het lichaam binnen te dringen. Deze ziektekiemen vermeerderen zich om vervolgens weer te worden uitgescheiden. Een dier hoeft niet altijd ziek te worden bij een infectie.

De grootste boosdoeners van infectieziekten zijn bacteriën, virussen en schimmels.

Hoe worden infectieziekten veroorzaakt?

Als er storingen zijn in de organen die het normaal functioneren belemmeren is het lichaam ziek. Deze storingen kunnen veroorzaakt worden door verschillende factoren. We kunnen deze oorzaken onder verdelen in besmettelijke (infectieus) en niet besmettelijke ziekten. Infectieziekten kunnen worden veroorzaakt door:

– bacteriën

– virussen

– schimmels

– parasieten (mijten, luizen, maagdarm wormen en maaghorzel)

 Welke ziekteverwekkers zijn er?

We kennen de volgende ziekteverwekkers zoals eerder genoemd zijn dat de Bacteriën, virussen, schimmels en parasieten. Maar wat zijn deze ziekteverwekkers nou?

Bacteriën.

Bacteriën zijn aanzienlijk groter dan virussen en zijn met een gewone microscoop wel te zien. Bacteriën kunnen zowel binnen als buiten het lichaam overleven. Een besmetting met bacteriën kan daarom gemakkelijk via de kleding of gereedschap plaatsvinden. Rechtstreeks contact met een ziek dier is hiervoor dus niet nodig.

Bacteriën kunnen zich vooral in een vochtige omgeving heel snel vermeerderen. Om dit te voorkomen is een goede hygiëne in en om de stal ontzettend belangrijk!

Op een bacteriële infectie reageert het lichaam vaak eerst met koorts. Door de hogere lichaamstemperatuur worden de omstandigheden voor de bacteriën slechter. Het lichaam maakt antilichamen en afweercellen aan die de bacteriën omsluiten en dan samen met de bacterie afsterven. Het overblijfsel hiervan is pus.

Tegen de meeste bacteriële infecties zijn medicijnen beschikbaar, zoals antibiotica. Ook zijn er tegen sommige bacteriën entstoffen ontwikkeld, zoals tegen tetanus en tegen droes.

Virussen

Virussen zijn piepkleine ziekteverwekkers die met een gewone microscoop niet zijn te zien. Elk virus bestaat uit een beetje erfelijk materiaal met een omhulsel van eiwit.

Virussen verspreiding zich vooral door rechtstreeks contact tussen twee dieren. Hoewel virussen buiten een lichaam niet lang kunnen overleven, kunnen zij korte afstanden wel overbruggen. Zij verplaatsen zich dan in kleine waterdruppeltjes door de lucht of via mensen of ander dieren.

Een virus dringt het lichaam binnen en nestelt zich in een lichaamscel. Binnen deze cel kan een virus zich vermeerderen. De cel sterft af, barst open en de nieuw gevormde virussen kunnen weer andere cellen binnendringen.

Het lichaam reageert op een virusinfectie door antistoffen aan te maken, die het virus kunnen bestrijden. Deze antistoffen blijven nog een tijd in het lichaam. Bij een volgende infectie met dezelfde soort virus is het dier dan minder vatbaar. Het dier is dan immuun. Virussen kunnen niet met antibiotica worden bestreden, maar tegen een aantal virussen kan het paard wel worden geënt.

Voorbeelden van virussen zijn het influenzavirus en rhinopneumonievirus.

Schimmels.

Sommige soorten schimmels veroorzaken huidaandoeningen bij paarden. Een infectie met schimmels kan door rechtstreeks contact met aangetaste huiddelen van besmette dieren plaatsvinden, maar ook door contact met materiaal waar schimmel opzit, zoals dekens, sjabrakken of borstels.

Schimmels kunnen zich via sporen vermeerderen. Vooral in vochtige omgevingen. Bij een infectie zien we bulten met opstaande haren en later ronde, kale plekken. De huid kan schilferen. Een paard kan enige tijd besmet zijn met sporen zonder ziekteverschijnselen. Pas als de weerstand van het dier verlaagd is door een andere ziekte of door stress kunnen de verschijnselen zich openbaren.

Heeft een paard een schimmelinfectie opgelopen, dan kun je het dier met een speciaal anti-schimmelmiddel wassen. Ook dekens, sjabrakken, borstels, kleding, stalwanden enzovoort moeten ontsmet worden.

Met optimale hygiëne kun je een besmetting grotendeels voorkomen. Sinds kort kun je paarden voor bepaalde schimmelinfecties laten inenten.

Een typisch voorbeeld van schimmels is ringworm.

Parasieten.

Wormen, horzels en mijten zijn veel voorkomende parasieten bij het paard. Vooral inwendige parasieten, de wormen en horzellarven, kunnen enorme schade aanrichten.

Vrijwel alle paarden in Nederland zijn in meer of mindere mate besmet met wormen. De wormen leggen duizenden eieren, die met de mest worden uitgescheiden. Binnen enkele dagen komen wormlarven uit de eieren. Deze wormlarven kunnen een kleine afstand overbruggen en worden dan tijdens het grazen opgenomen door het paard. De larven maken vervolgens een tocht door het lichaam, waarbij ze op verschillende plaatsen schade aanrichten. Uitiendelijk nestelen de larven zich in de darmwand en groeien daar uit tot volwassen wormen. De volwassen wormen leggen weer eieren en de kringloop begint weer opnieuw. Voorbeelden van wormen zijn:

– grote en kleine strongyliden.

– Aarsmade

– Veulenwormen.

– Spoelwormen

– Lintwormen

– Longwormen paardenhorzels

Mijten zijn uitwendige parasieten die zich in de vacht van het paard nestelen. Ze veroorzaken jeuk door hun beten. Het paard zal zich aan de aangetaste huiddelen gaan schuren en kan hierdoor plaatselijk kaal worden. In erge gevallen kunnen schaafwonden ontstaan.

Mijten vermeerderen zich door eitjes in de wintervacht te leggen. Door rechtstreeks contact en door borstels en dekens van het ene paard naar het andere paard te verplaatsen, kunnen paarden elkaar besmetten.

Voorbeelden van infectieziekten,

bij ieder voorbeeld komt ter sprake:

– Wat is het voor ziekte?

– hoe de ziekte te behandelen is.

– en hoe de ziekte te voorkomen is.

Schimmelinfectie

Sommige schimmelsoorten kunnen een besmettelijke huidaandoening veroorzaken. Vooral jonge paarden en dieren met een verminderde weerstand zijn vatbaar.

Schimmels gedijen vooral op vochtige plaatsen. Bijvoorbeeld onder het zadel of op de singelplaats achter de elleboog. Een tot zes weken na besmetting ontstaan kleine bultjes met opstaande haren. Hieruit ontstaan ronde, kale schilferige plekjes. Schimmels jeuken niet maar zijn wel erg besmettelijk. Besmetting gebeurt via alles dat aangetaste huid aanraakt. Denk aan borstels, dekens, tuig of de laarzen van de ruiter.

Na een bezoek van een dierenarts zal meestal geadviseerd worden het paard helemaal met een anti-schimmelmiddel 3 keer, met een tussenpoos van 3 tot 5 dagen te wassen. Het is belangrijk al het materiaal dat bij dit paard gebruikt en de omgeving van het paard goed te wassen en te desinfecteren met anti-schimmelmiddel. Het is mogelijk om het paard te vaccineren om herstel te bevorderen. Dit kan niet bij jonge paarden, bij dieren met verminderde weerstand en bij drachtige merries.

Schimmelinfectie kan voorkomen worden met een aantal hygiënemaatregelen:

– gebruik bij ieder paard eigen poetsspullen, dekens, sjabrakken enz.

–  zorg voor optimale hygiëne in en om de stal.

– Vaccineren is mogelijk, dus raadpleeg je dierenarts.

Droes.

Droes is een zeer besmettelijke, acute keelontsteking. Deze wordt veroorzaakt door de bacterie Streptococcus-equi. Vooral jonge dieren maken deze ziekte door. Heeft een paard een keer droes gehad, dan is het daarna lange tijd immuun.

In het begin heeft het paard keelpijn omdat het slijmvlies in de geel gezwollen en pijnlijk is. Hierdoor kan het moeilijk slikken. Het paard heeft in deze fase een typische lichaamshouding. Het staat met naar voren gestrekte hals. Het paard eet niet of nauwelijks, soms valt het voer uit de mond.

Het paard krijgt te maken met hoge koorts. Je hoort het paard vaak hoesten met een rochelend geluid waarbij je vaak pusachtige neusuitvloeiing uit de neus ziet komen.

De lymfeklieren raken ontstoken en er vormen abcessen die na zo’n 10 tot 14 dagen openbreken.

Hierna volgt vrij snel de herstel fase. Waarbij het enkele weken kan duren voordat het paard weer helemaal fit is.

Wanneer het paard eenmaal droes heeft kan het paard het beste uitzieken. Het heeft frisse lucht nodig en dient warm gehouden te worden. De rijping van de abcessen kun je bevorderen door er een aantal keer per dag een aantal dagen achterelkaar trekzalf op te smeren. Wanneer het paard het te benauwd krijgt en de abcessen breken niet open na de al eerder genoemde aantal dagen, dan is het raadzaam de dierenarts te raadplegen, zodat hij de abcessen eventueel zou kunnen opensnijden.

Droes kan via de kleding van de verzorger overgedragen worden naar nog niet besmette paarden. Dus het is zeer belangrijk strenge hygiënemaatregelen te treffen. Door alles steeds te ontsmetten. Het is raadzaam het paard te isoleren van andere paarden, aparte stalkleding te dragen, en apart gereedschap te gebruiken of het eveneens te ontsmetten.

Stalgenoten van het zieke paard kunnen het best dagelijks twee keer getemperatuurd worden en de lymfeklieren aftasten.

Inenten is mogelijk al is het nut van een enting afhankelijk van de situatie.

Influenza.

Influenza is een virusinfectie van de luchtwegen. Deze ziekte kun je vergelijken met verkoudheid bij de mens. De paarden hebben lichte koorts, neusuitvloeiing, hoesten soms en eten minder. Door het hoesten komen in de lucht zwevende waterdruppeltjes in de lucht waardoor het virus zich op die manier kan verspreiden en andere dieren kan besmetten.

Het dier heeft om volledig te herstellen enkele weken veel rust nodig. Er moet gezorgd worden voor een frisse en stofvrije omgeving en is natgemaakt hooi of voordroogkuil gewenst om prikkeling van de luchtwegen te voorkomen.

Influenza is te voorkomen door regelmatig te enten. Optimaal in maart en september, maar minimaal een keer per jaar.

Rhinopneumonie.

Rhinopneumonie is een virusinfectie die door een herpesvirus wordt veroorzaakt. Er zijn drie verschillende vormen:

Verkoudheidsvorm: deze vorm komt regelmatig voor, met name bij jonge paarden. De dieren hebben last van koorts, hoesten en hebben neusuitvloeiing. Soms veroorzaakt de ziekte dikke benen. Deze vorm is redelijk onschuldig en de dieren genezen er vrij snel van. Het dier mag zeker niet werken en heeft enkele weken veel rust nodig om volledig te herstellen. Zorg ook hierbij voor frisse lucht, stofvrije omgeving, hooi natmaken of voordroogkuil voeren om prikkeling van de luchtwegen te voorkomen. de abortus vorm: De meestal te vroeg geboren veulens zijn erg verzwakt en sterven na de geboorte of worden dood geboren. Voor het veulen is geen hulp mogelijk. De merrie zelf is niet ziek. Zowel het dode veulen als de nageboorte kunnen grote hoeveelheden virussen bevatten. Daarom is het van groot belang hygiënemaatregelen te treffen door de merrie te isoleren, het dode veulen en nageboorte goed verpakken en opsturen voor nader onderzoek, kleding en schoeisel van de verzorgers goed ontsmetten. de verlammingsvorm: Deze vorm veroorzaakt ataxie (coördinatiestoornis) en soms verlamming. De paarden hebben een slappe staart en kunnen vooral de achterhand niet meer goed bewegen. Soms is ook de voorhand aangetast. Paarden die aan deze vorm lijden hebben een intensieve behandeling nodig. Bij de verlammingsvorm is de behandeling er vooral op gericht verdere schade te voorkomen. Het staande paard kan ondersteund worden door het in een speciale broek te hangen. Het liggende paard moet regelmatig elke 2 tot 4 uur omgedraaid worden. De dierenarts kan een katheter inbrengen om de urine af te laten vloeien doordat de blaas vaak gedeeltelijk verlamd is.

Paarden kunnen uit voorzorg ingeënt worden. De mogelijkheden zijn per vorm verschillend en zijn niet alle vaccinaties tegen dit virus betrouwbaar.

Het is vooral bij dragers van dit virus belangrijk stress zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Ontstekingen: Salmonella-infectie en maagzweer.

Een ontsteking van de darm kan ook koliek veroorzaken.

-een ontsteking kan optreden door een bacterie, zoals salmonella. Veel paarden dragen de salmonellabacterie in het darmkanaal. Bij vermindering van de weerstand, bijvoorbeeld door stress, langdurig vervoer of een virusinfectie, wordt de slapende bacterie als het ware wakker, gaat zich vermenigvuldigen en maakt de drager ziek. Het paard krijgt dan koorts en ernstige diarree.

– Een veel voorkomende ontsteking is een maagzweer. Uit onderzoek blijkt dat circa 60% van de sportpaarden en tot 90% van de renpaarden hieraan lijdt. Een maagzweer wordt vaak veroorzaakt door een rantsoen met te weinig ruwvoer en veel krachtvoer. Op krachtvoer kauwen paarden minder lang en maken dus ook minder speeksel aan. Te weinig speeksel verdunt de agressieve maagsappen onvoldoende waardoor in de maagwanden pijnlijke zweren kunnen ontstaan.

Bij salmonella-infectie moet het paard geïsoleerd worden en moeten er strenge hygiënemaatregelen genomen worden. De diarree bevat grote hoeveelheden bacteriën en is daardoor zeer besmettelijk.

Er zijn praktisch geen mogelijkheden om salmonella-infectie te voorkomen.

Maagzweren zijn grotendeels wel te voorkomen door te zorgen dat het rantsoen minimaal uit 60% ruwvoer bestaat.

Tetanus.

Tetanus is een aandoening van het zenuwstelsel, die veroorzaakt wordt door de gifstof van de tetanusbacterie. Deze bacterie ontwikkelt zich in wonden en dan met name in diepe steekwonden omdat ze graag zonder zuurstof leeft. Ook in onschuldige wonden kan een tetanusinfectie ontstaan. De gevormde gifstof zorgt er voor dat de spieren verkrampen, dat erg pijnlijk is voor het paard. Zodra de ademhalingsspieren worden aangetast sterft het paard door verstikking. Paarden zijn bijzonder gevoelig voor tetanus en behandeling is meestal niet effectief.

Tetanusinfectie is een spoedgeval!

Waarschuw daarom onmiddellijk de dierenarts. Blijf in de buurt van het paard uiterst rustig omdat elke opwinding spierkrampen kan veroorzaken. Plaats het dier indien mogelijk in een donkere stal omdat ook licht te prikkelend is.

Tetanus is te voorkomen door een vaccinatie. De basisvaccinatie bestaat uit twee inentingen met zes tot achtweken tussentijd. Het is zinvol om de tetanusvaccinatie daarna elke vier jaar te herhalen. Veulens kunnen worden beschermd, door de moeder kort voor de geboorte te laten inenten. Dan neemt het veulen de bescherming met de biest op. Rond de leeftijd van 20 weken kan het veulen zelf worden ingeënt.

Mok.

Mok is een veel voorkomend huidprobleem in en om de kootholte. Bij mok zijn enkele of vele wondjes of kloven te zien. In ernstige gevallen kan het paard zelfs kreupel zijn.

Mok kan door veel verschillende factoren veroorzaakt worden. Omdat dit verslag over infectieziekten gaat zal ik alleen de oorzaak door mijten en schimmels bespreken.

Maak de kootholte een keer goed schoondoor de benen te wassen met lauw water en een pH-neutrale zeep. Breng daarna mokzalf op. Wanneer de behandelde plaats opnieuw vies wordt, veeg je het met een schone zachte theedoek schoon en breng je regelmatig opnieuw mokzalf aan.

Wanneer er mijten of schimmels in het spel zijn moet het paard behandeld worden met specifieke medicijnen.

Zorg voor verder voor optimale hygiëne en een droge ondergrond.

Schakel de dierenarts in bij ernstige mok met diepe klove, veel korsten, indien het been dik wordt of indien de genezing te lang duurt.

Niet in alle gevallen kan mok worden voorkomen. Maar met een optimale hygiëne en door de haren in de kootholte niet te scheren verminder je de kans op mok aanzienlijk!