blog placeholder

Hoe zit een vis in elkaar? Misschien een beetje een rare vraag en je vraagt je misschien af hoe ik hierbij kom. Nou dat zal ik je vertellen. Een kennis van me heeft een goudvis en die was de hele tijd aan het ‘blub’en. Ik vroeg me dus af waarom die vis dat nou deed? Vandaar dat ik jullie (en ook mezelf) wat meer ga informeren over de anatomie van een vis.

Het lichaam

Iedereen weet wel hoe vissen eruit zien. Het zal je vast opgevallen zijn dat ze allemaal een tamelijk afgeplat lichaam hebben wat bedekt is met schubben. De vinnen zijn de belangrijkste kenmerken van een vis, daaraan kan je vaak zien wat voor soort vis het is.

Het skelet

Het skelet van een vis bestaat uit een wervelkom met daaraan graten, de vinstralen en vindragers, de botten van de bekkengordel en de lendengordel, de schedel, de kaakbeenderen, de kieuwbogen en de kieuwdeksels. Deze constructie is relatief licht.

Natuurlijk zijn er veel verschillende soorten vissen die allemaal weer een iets andere bouw hebben, maar dit geldt voor alle vissoorten.

Spieren

Een vis heeft 2 grote lichaamsspieren die een witte kleur hebben. Deze spieren drijven via de huid en de wervelkolom de staartvin aan. Deze spieren zijn opgebouwd uit kleine stukjes die verbonden zijn met bindweefselschotten. Aan de buitenkant van deze lichaamsspieren zit rood spierweefsel (vlak onder de huid). Dit rode spierweefsel heeft een groot uithoudingsvermogen.

In rust (dus als de vis rustig zwemt en geen stress heeft) gebruikt de vis alleen de rode spieren. Als de vis in stress is (zoals in een noodsituatie) dan gebruikt deze ook de witte spieren. De witte spieren hebben niet zoveel uithoudingsvermogen als de rode spieren, dus zal de vis veel sneller uitgeput raken.

Organen

In de buikholte bevinden zich de inwendige organen. Onder de ruggengraat aan de achterkant bevindt zich de nier van de vis. Onder de nier zitten de gonaden (dit zijn de dragers van de geslachtscellen). Omdat deze organen veel vet bevatten, kunnen ze wel 30% van het lichaamsgewicht vertegenwoordigen. De slokdarm, maag, voordarm en einddarm vormen het spijsverteringskanaal.

De vis heeft ook een hepatopancreas (lever en pancreas in 1), een galblaas en een milt. Het hart zit onder de kieuwen.

Vinnen

Zoals al eerder is vermeld, kan je aan de vinnen zien wat voor soort vissoort de vis is. Vinnen zijn een soort vervangers van poten. Vissen gebruiken deze vinnen om snelheid te maken en om mee te sturen. Hoeveel vinnen een vis heeft, hangt af van de soort.

Kieuwen

Kieuwen dienen om de vis van zuurstof te voorzien. De kieuwen zitten aan allebei de kanten achter de kop. Het water gaat de kieuwen in doordat de vis de mondholte vergroot. Dit doet de vis door met gesloten kieuwspleten en een iets geopende bek de mondbodem naar beneden te bewegen en de voorkant van de kieuwdeksels naar buiten. Het water wordt in de mondholte tegengehouden door de flapjes achter de lippen als de vis de mondbodem weer omhoog beweegt, waardoor de mondholte weer wordt verkleind. Dit is dus het ‘blub’en waar ik het eerder over had.

Huid

De huid van vissen bestaat uit 3 onderdelen:

  • Opperhuid bedekt met slijm
  • Epidermis
  • Lederhuid

De kleur van de huis wordt bepaald door chromatoforen. Chromatoforen zijn cellen die biologische pigmentkorrels bevatten en ook licht reflecteren. De kleur is afhankelijk van de erfelijke informatie.

Zintuigen

Veel soorten hebben kleine openingen in de schubben op de flanken en de kop. Dit wordt de zijlijn genoemd. Dit zintuig zorgt ervoor dat de vis het drukveranderingen in het water waar kan nemen. Zo kunnen vissen in troebel water en in het donker zwemmen zonder overal tegenaan te zwemmen. De zijlijn zorgt er ook voor dat vissen roofvissen kunnen signaleren, omdat die het water in beweging brengen en zo voor drukverandering zorgen.

Ook het evenwichtsorgaan, de smaak en de reuk zijn bij veel vissen goed ontwikkeld. Veel soorten beschikken over een goed gehoor. Hierdoor kunnen ze met elkaar communiceren over zeer grote afstanden. Met het orgaan van Weber, dat bestaat uit een aantal verbonden botjes wordt de trilling van de zwemblaas overgedragen naar het middenoor.

De ogen van de vis kunnen amper bewegen en oogleden hebben ze niet. De lens in het oog kan door een spiertje dichterbij het netvlies worden getrokken, om zo voorwerpen op verschillende afstanden goed te kunnen zien. Vissen zijn altijd wat bijziend, omdat scherpe waarneming op grotere afstand in het water niet nodig is vanwege het beperkte blikveld.

Zo, nu weten jullie wat meer over de anatomie van de vis. Hope you’ve enjoyed it!