Het principe van Genomic Selection ofwel merkerselectie is eind jaren negentig ontwikkeld door Wageningen Livestock Research in Lelystad. Sindsdien is er veel onderzoek op gang gekomen en inmiddels mag gezegd worden dat het een ontzettend grote stap vooruit is in de veefokkerij. Hoewel er nog genoeg haken en ogen zitten aan het systeem wordt er bij veel fokkerijorganisaties al mee gewerkt. Iedereen in de veefokkerij kent het begrip wel, maar de theorie erachter is vrij ingewikkeld. In dit artikel zal ik proberen uit te leggen wat genomic selection eigenlijk inhoudt.
Standaard procedure
Om de genetische kwaliteit van de Nederlandse veestapel jaarlijks te verbeteren, is het van belang dat de beste stieren ingezet worden. Deze stiertjes komen vaak uit goede, bewezen koefamilies met goede producties en worden aangeboden door ki-organisaties. Zij hebben als taak om sperma van goede stieren aan te bieden en te letten op voldoende bloedspreiding binnen de populatie. Normaal gesproken wordt een zeer goede koe uit een bewezen koefamilie onder contract gesteld om nakomelingen te produceren. Komen hieruit stiertjes voort, dan kunnen deze in eigendom van een fokkerijorganisatie komen en is het van belang om te weten te komen welke kenmerken dit stiertje vererft. Je kunt je voorstellen dat dit even duurt. Op 1-jarige leeftijd is het stiertje een proefstier en kan er sperma gewonnen worden, ook wel rietjes genoemd. Deze rietjes worden voor een lage prijs aangeboden en de verwachte fokwaarden worden erbij vermeld. Omdat er nog geen nakomelingen van zijn is de betrouwbaarheid van deze fokwaarden dus zeer laag, er kan enkel gekeken worden naar de prestaties van de familie van het stiertje. Een jaar later worden vervolgens de eerste nakomelingen geboren. Nu wordt de stier een wachtstier genoemd. De stiertjes vertrekken 2 weken later naar de kalvermester en de vrouwelijke nakomelingen blijven op de melkveebedrijven. 2 jaar later hebben deze dieren afgekald en beginnen ze melk te produceren. Naar aanleiding van deze eerste productielijst van alle vrouwelijke nakomelingen wordt beslist of de stier goed genoeg is om te blijven inzetten. Helaas is dit maar bij een klein percentage het geval en vertrekt 90 tot 95% van de stieren alsnog naar de slacht. De stieren die naar verwachting wel goed genoeg blijken te zijn worden nu fokstier. Er komen steeds meer dochters aan de melk en door al deze gegevens te bundelen stijgt de betrouwbaarheid van de fokwaarden. Sommige stieren zullen dochters vererven die het steeds beter gaan doen naarmate ze ouder worden, maar er zullen ook stieren bij zitten die alsnog blijken tegen te vallen. Als er 600 dochters aan de melk zijn is de betrouwbaarheid pas 99%. Inmiddels is de stier al zo’n 8 jaar oud en heeft zich nu pas bewezen als fokstier. Dit is een erg lang traject en belemmert een zeer snelle genetische vooruitgang, omdat je nooit weet welke genen er doorgegeven worden aan de nakomelingen. Verder liggen de jaarlijkse kosten van het uittesten van een stier rond de €35.000 en je snapt al dat dit weggegooid geld is als een stier het niet naar verwachting doet. Dit zijn hele goede redenen die tot het ontwikkelen van genomic selection hebben geleid.
Versnelde genetische vooruitgang
Bij genomic selection wordt er in feite gekeken naar de genen van een dier. Je wilt namelijk weten welke helft van de genen het kalf van de vader heeft meegekregen en welke helft van de moeder. Als er een kalf geboren wordt, ongeacht of het een vaarsje of stiertje is, kan er een haarmonster genomen worden. Dit haarmonster bevat DNA van het kalf en hiermee kan binnen 4 weken duidelijk zijn welke genen het kalf bezit. Dit gaat als volgt te werk: Genen zijn stukjes DNA die per dier verschillen, waardoor de genetische eigenschappen van dieren verschillen. Meerdere genen kunnen effect hebben op een bepaalde eigenschap van een koe. Op de eigenschap melkproductie bijvoorbeeld zijn honderden genen van invloed. Een merker is een stukje herkenbaar DNA dat in de buurt van een gen ligt. Doordat er een enorme database is van eigenschappen van de Nederlandse veestapel, is er een grote referentiepopulatie. DNA-profielen van dieren worden met elkaar vergeleken en hierdoor is te bepalen welke merker invloed heeft op een bepaalde eigenschap. Van een koe zijn zeker 50.000 merkers bekend en hier bezit het dier 2 kopieen van. Deze merkerkopieen worden vorm gegeven door de letters A, C, T of G, dit zijn de bouwstenen van het DNA. Van elke letter bezit het dier er 2 en dit is per dier uniek. Omdat een dier zoveel merkers heeft op het genoom, ligt er bij elk gen een merker in de buurt. Hieraan valt af te lezen welke merker invloed heeft op een bepaalde eigenschap. Bijvoorbeeld dat dieren met een letter C voor een bepaalde merker een fokwaarde hebben die 5kg melk extra oplevert t.o.v. het gemiddelde. Deze methode wordt voor elke merker bepaalt en door al deze gegevens te bundelen wordt de merkerfokwaarde verkregen. Deze bestaat uit de afstammingsindex en het merkereffect.
Voordelen genomic selection
Het grote voordeel van het werken met merkers is dat van een stiertje van 4 weken oud al bekend is welke merkerfokwaarden hij bezit. Als dit tegenvalt kan het stiertje meteen afgevoerd worden en de goede stiertjes worden aangehouden. Hierop vergroot je de kans dat je succes hebt met de aangehouden stiertjes. De betrouwbaarheid ligt namelijk meteen al op 60%, terwijl dat percentage bij de standaardprocedure bereikt wordt als de stier al 5 jaar oud is. Er is dus meteen een grote voorsprong en hier kan optimaal gebruik van gemaakt worden. Omdat er meteen bekend is of een stiertje goed is, is het tevens niet meer nodig om er honderden aan te houden voor het testen. Er zullen er namelijk minder uitvallen dan voorheen en dit bespaart een hoop kosten. De genetische vooruitgang gaat veel sneller, doordat de unieke exemplaren eruit gevist kunnen worden.
Nadelen
Natuurlijk zitten er ook nadelen aan het systeem. Zoals ik net al zei ligt de betrouwbaarheid meteen op 60%, maar je hebt dus wel 40% kans op een misser. Zet je als melkveehouder dus sperma van 10 genomicstiertjes in, dan moet je er dus op rekenen dat de nakomelingen van zo’n 4 stiertjes alsnog tegenvallen. Daarom wordt vaak aangeraden om genomicstieren te gebruiken uit bekende, bewezen koefamilies. Hierdoor zal de kans op een misser afnemen. Ook is het aan te raden om alleen de genomicstiertjes met de allerbeste merkerfokwaarden te gebruiken. Mocht het toch wat tegenvallen, dan heb je alsnog een nakomeling die goed is. Met de goede nakomelingen kun je dan weer verder fokken, waardoor je in theorie weer een paar jaar bent ingelopen op het standaard foksysteem. Natuurlijk wil het niet zeggen dat deze nakomelingen altijd beter zijn. Als je bewezen fokstieren gebruikt weet je zeker dat je op safe speelt en weinig zware tegenvallers zult hebben. De meeste fokkerijorganisaties bieden van beide soorten sperma aan de keus is dus aan de veehouder welke stiertjes hij besluit in te zetten. Er zijn zowel voorstanders als tegenstanders van systeem, maar een doorbraak is het zeker! In de toekomst zal het zich uitwijzen of het werkelijk aan de verwachtingen voldoet. Dan vallen namelijk de dochterfokwaarden te vergelijken met de merkerfokwaarden en worden eventuele verschillen zichtbaar. Ik zou zelf nooit alleen maar genomic stieren gebruiken, enkel als de afstamming zeer goed is en er al bewezen stiertjes uit dezelde bloedlijn zijn gekomen. Maar… fokken = gokken en van menig veehouder een grote liefhebberij dus het risico is wel een uitdaging waard!