De helft van alle diersoorten zijn terug te vinden in het tropische regenwoud. In dit artikel worden ze per diersoort beschreven alsook op welk niveau van het regenwoud de dieren zich bevinden.
Er zijn drie tropische regenwouden, namelijk Zuidoost Azië, Centraal Afrika en Zuid- en Midden – Amerika. Het grootste gebied ligt in Brazilië.
Regenwouden vormen lagen, en elk ervan biedt een thuis aan bepaalde diersoorten.
– De toplaag kan tot 60 meter hoog zijn. Hier zijn roofvogels, vleermuizen en verschillende apensoorten, zoals wolapen en slingerapen thuis. – Van 30 tot 45 meter boven de grond vind je het bladerdek. De laag is dichtbegroeid en hier leven de meeste dieren, zoals kleine zijdeaapjes. – Waar er licht door het bladerdek heen dringt, vind je in de onderlaag struiken. Hier leven hagedissen zoals de leguaan. – Op de bodem vind je veel kleine dieren zoals insecten en knaagdieren.
1) Vogels
Regenwouden hebben de rijkste vogelpopulatie die je kunt vinden. Van de bovenlaag storten roofvogels zoals adelaars en haviken zich op de bosbewoners. In het bladerdek horen vogels thuis zoals neushoornvogels, papegaaien en toekans. Die voeden zich met fruit en kleine dieren. Op de bodem van het woud gaan grondvogels op zoek naar insecten en plantenwortels.
2) Zoogdieren
Op alle niveaus van het regenwoud vind je zoogdieren. Grote graseters op de grond zijn onder andere tapirs en herten. Die zoogdieren vormen een prooi voor vleeseters zoals tijgers en jaguars. In het bladerdek leven apen, bijvoorbeeld de bosduivel, en maki’s die zich met fruit en bladeren voeden
3) Reptielen
Regenwouden tellen heel wat slangen zoals de boa constrictor en hagedissen. De meeste hagedissen in het regenwoud eten insecten, andere eten ook planten. Ook krokodillen komen voor in het regenwoud.
4) Ongewervelden
Op de bodem voeden wormen, duizendpoten, mieren en kevers zich met planten en dode dieren die uit het bladerdek vallen. Spinnen jagen daar en in bomen op insecten, kleine kikkers en vogels. In het bladerdek wemelt het van de vlinders die zich met nectar voeden. In de onderlaag voedt een massa insecten zich met andere insecten of planten.
5) Amfibieën
Het warme en vochtige klimaat van de regenwouden is een ideale leefomgeving voor kikkers en padden. Ze verdedigen zich tegen grotere dieren door zich te camoufleren of ervoor te zorgen dat de roofdieren hen niet lusten. Sommige kikkers en padden leven op de bodem van het bos, andere leven in bomen.
6) Vissen
De stromen en rivieren in de regenwouden barsten van de vis. Sommige soorten, bijvoorbeeld de Zuid-Amerikaanse pacu, voeden zich met fruit en zaden die in het water vallen. Andere soorten zoals piranha’s zijn roofvissen die in scholen jagen. Deze Zuid-Amerikaanse vissen hebben sterke kaken en scherpe, driehoekige tanden. Een school vleesetende piranha’s kan in een paar minuten een dier tot op het bot opeten. De sidderaal kan elektrische schokken produceren om zijn prooi te verlammen.