blog placeholder

Er bestaan verschillende soorten lepelaars, bijvoorbeeld de Afrikaanse, de Aziatische, de rode en de Europese lepelaar. We gaan het hebben over één van deze vier lepelaars, namelijk de Europese lepelaar. Lees verder over de Europese lepelaar.

Kenmerken

De Europese lepelaar(Platalea leucorodia) is ongeveer 86cm lang. Zijn rug, borst, hals en vleugels zijn romig wit van kleur, maar over zijn borst loopt ook een gele band. De poten van deze vogel zijn zwart. Zijn vleugellengte is ongeveer 137cm. De lepelaar heeft een typische snavel, want deze is plat, maar spatelvormig aan het eind. De kleur van de snavel is zwart en het spatelvormige gedeelte aan het eind is geel. Hij heeft aan elke voet drie tenen met aan het eind van de tenen lange nagels. De prachtige kuif op zijn hoofd maakt het plaatje mooi af. Als de lepelaar vliegt, valt het op dat hij met een uitgestrekte nek vliegt. Je herkent hem, behalve aan zijn prachtige verschijning, ook aan zijn opvallende baltsgedrag. Dan klappert hij met zijn snavel, hij danst en waaiert zijn kuif heen en weer.

Leefgebied

Een lepelaar zie je vooral op de wadden, bij riviermondingen, op de slikken (dat zijn droogvallende platen bij laag water). De broedplaats van de Europese lepelaar vind je o.a. bij de Muy op Texel, bij Callantsoog, of het Naardermeer. In de winter trekt hij weg naar West-Afrika of naar het Atlantisch kustgebied van Europa.

Nest en jongen

Het nest van deze lepelaar vind je vooral op de grond tussen reiger- en andere watervogelkolonies. Deze vogel bouwt een groot nest tussen het riet, in het struikgewas, maar ook wel op rotsen en in hoge bomen. Het vrouwtje legt ongeveer 3 tot 5 eieren. De eieren zijn licht gekleurd met bruine en olijfgroene plekken. Van april tot eind juni is de broedtijd en het duurt ongeveer 21 dagen, voordat de eieren uitkomen. De jongen zijn nestblijvers, dat betekent dat ze nog een tijdje in het nest blijven, voordat ze het nest permanent verlaten.

Voedsel

De lepelaar heeft een aparte manier van voedsel zoeken. Hij haalt zijn platte snavel als een zeis door het water. Ze eten salamanders, kreeftachtige vissen, stekelbaarzen, waterinsekten, wormen en schaaldieren.

Het jong steekt zijn lepelvormige snavel diep in de snavel van de ouder en krijgt op deze manier zijn voedsel binnen. Dit is al een heel oud gedragspatroon.