Inleiding:
Hoewel bevers uitgestorven waren in Nederland, kun je ze tegenwoordig weer tegenkomen in bepaalde natuurgebieden. Tussen 1988 en 1992 zijn er 42 bevers succesvol uitgezet in de Biesbosch. Om bevers succesvol uit te kunnen zetten moet er rekening gehouden worden met veel factoren zoals: het geschikte ecosysteem voor bevers, de benodigde habitat, hoe groot een populatie bevers moet zijn om te kunnen herintroduceren, hoe groot zijn leefgebied is en welke invloed het introduceren van bevers heeft op de andere dieren in de levensgemeenschap.
Het soort:
De bever is een zoogdier. Zijn wetenschappelijke naam is Castor fiber. Castor is zijn geslachtsnaam en betekend beverachtige. Fiber is zijn soortaanduiding, dit betekend dat het een Europese bever is. De bever is een groot knaagdier dat zich thuis voelt in het water. Het heeft een grote afgeplatte staart en zwemvliezen. Verder wordt de bever ongeveer 75 tot 90 cm groot en kan maximaal 38 kilo zwaar worden. De grootte van de bever verschilt per regio en er is ook een duidelijk verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. Bevers leven in kleine groepen. Jongen blijven ongeveer 2 jaar in de groep van hun ouders, daarna zoeken zij een eigen territorium. De bever leefde vroeger in een groot deel van Europa waaronder Frankrijk, de Benelux, Scandinavië, Polen, Kroatië, Hongarije, Oekraïne en Rusland. Ook waren ze te vinden in Mongolië en China. Door de jacht is hij op enkele plaatsen uitgestorven, waaronder in de Benelux, Oostenrijk, Zwitserland, Slovenië en een deel van Frankrijk en Duitsland. In de meeste landen waar hij was uitgestorven is hij nu weer geherintroduceerd.
Habitat:
Door de jaren heen zijn op verschillende plekken in Nederland bevers uitgezet. Dit betekend echter niet dat je bevers zomaar overal uit kunt zetten. De bever stelt enkele eisen aan zijn leefomgeving, bijvoorbeeld: er moet water aanwezig zijn dat ondieper dan anderhalve meter is, want de ingang van hun hol bevind zich namelijk op die diepte. Het water mag in de winter niet helemaal dicht vriezen en in de zomer niet helemaal opdrogen. Het mogen geen kanalen zijn maar rivieren. Kanalen verstoren namelijk de bouw van hun hollen. Dit beschermd ze tegen roofvogels. Er moeten ook bomen in de buurt zijn, bevers eten namelijk de bast van bomen en ze gebruiken de takken voor de bouw van hun hol. Het hoeven geen super kleine bomen te zijn, een bever kan namelijk bomen van 60cm dik omknagen. Het ideale zou zijn als het gebied geen roofvogels bevatte, aangezien bevers prooi zijn voor hun.
Populatie:
Een bever populatie bestaat meestal uit 5 tot 6 volwassen bevers. Je kunt daardoor theoretisch gezien 1 populatie van 5 a 6 bevers succesvol uitzetten, beter is echter om meerdere populaties uit te zetten. Hiermee wordt de overlevingskans van de soort groter. Tussen 1988 en 1992 zijn er bijvoorbeeld 42 uitgezet in de Biesbosch die met grote moeite het overleeft hebben. Het aantal bevers in de Biesbosch nu is groeiende.
Grootte van het leefgebied:
Het gebied waar een bever in leeft moet tussen de 15 tot 25 vierkante kilometer zijn, net de voorwaarde dat het een gevarieerd gebied is. Ze hebben rivieren, wilgenbos en grasland nodig. De bevers leven voornamelijk in het Biesbosch, Flevoland, Gelderse poort, Maas en in de Dijlevallei.
Invloed op de levensgemeenschap:
Wanneer men een bever uitzet wordt er van tevoren bedacht of de bever past in de levensgemeenschap van het desbetreffende gebied. Als het landschap niet geschikt is voor de bever, heeft het ook geen nut om ze uit te zetten. Verder moet de bever niet te veel het andere leven verstoren. Het grootste probleem bij het uitzetten van de bevers is dat zij ontbossen. De bevers gebruiken bomen om burchten op te bouwen en eten de boombast. Hierdoor verstoren zij vaak vogels die nestelen in die bomen. Verder kunnen de bevers het waterleven verstoren met hun burchten.