De baars is een vis die we over bijna heel Europa en het noorden van Azië terugvinden. Ze kunnen tot 50 centimeter lang en wel 3 kg zwaar worden.
Leefgebied
De baars leeft voornamelijk in meren, plassen, rivieren en moerasachtige gebieden. De paaitijd loopt van maart tot juni. De baars legt soms tot 200 000 eitjes in één keer. Jongen baarzen komen meestal voor in scholen, terwijl ze op oudere leeftijd een meer solitair bestaan hebben. Baarzen zijn vaak ook bij de eerste vissen die teruggevonden worden in nieuw aangelegde waterlopen. De baars maakt bij de jacht vooral gebruik van zijn zicht, en heeft dus helder water nodig.
Tegenwoordig komen er veel minder baarzen voor dan vroeger. Dit komt voornamelijk door vervuiling en vertroebeling van de leefomgeving van de baars. In ongestoorde ecosystemen, zoals in de Ierse meren komt de baars nog veel frequenter voor. Daar is hij nog de dominante diersoort, en komen minder prooidieren zoals de voorn of de brasem voor.
Jager
De baars is niet alleen jager. Desondanks de stekels is hij nog een zeer gewilde prooi voor de snoek. Ze staan ook bekend om hun kannibalisme. In prooi-arme omgevingen moeten vooral de jonge baarzen goed opletten voor hun soortgenoten. De jonge baarzen jagen meestal ook in groep, waardoor het als prooidier bijna onmogelijk is om te ontsnappen.
Consumptie
De baars wordt ook vaak gegeten, en is erg lekker. Midden vorige eeuw werd de baars erg hard bevist omwille van de consumptie. Tegenwoordig wordt de baars niet meer zo vaak gegeten, omdat er na het fileren niet zo veel eetbare vis meer overblijft.
Bevissing
In Nederland geldt er een visverbod op de baars vanaf 1 april tot en met de laatste zaterdag van mei. Gedurende deze periode mag men ook geen regenwormen als aas gebruiken, aangezien deze de baars aantrekken.
In België daarentegen mag men de baars het hele jaar bevissen, zowel met maden als wormen. Tijdens de periode juni-december mag men ook levende of dode visjes gebruiken als aas. Wel is het verboden om levende vissen mee naar huis te nemen.