blog placeholder

Misantropie is de algemene haat, wantrouwen en minachting van de menselijke soort en de menselijke natuur. Een misantroop is iemand die er dergelijke opvattingen of gevoelens op na houdt. Het woord komt van oorsprong uit de Griekse woorden μῖσος (Misos, “haat”) en ἄνθρωπος (anthropos, “de mens, de mens”). De aandoening wordt vaak verward met asocialiteit. 

Misantropie wordt toegeschreven aan een aantal schrijvers van satire, zoals William S. Gilbert (“Ik haat mijn medemens”) en William Shakespeare (Timon van Athene). Ook van Jonathan Swift wordt algemeen aangenomen dat hij misantropisch is (zie Een Verhaal van een Ton en, het meest vooral, boek IV van Gulliver’s Travels).

Molière’s personage Alceste in Le Misantroop (1666) stelt:
“Mijn haat is algemeen, ik verafschuw alle mensen;
Sommigen omdat ze boos zijn en kwaad te doen,
Anderen omdat ze de goddelozen tolereren,
en ze de actieve krachtige hoon weigeren.
Welk gebrek de deugdzame geest zou moeten stimuleren”.

In de westerse filosofie, is misantropie aangesloten op isolatie van de menselijke samenleving. In Plato’s Phaedo, definieert Socrates  de misantroop in relatie tot zijn medemens: “Misantropie ontstaat wanneer men onbevangen volledig vertrouwen in iemand denkt te hebben en de persoon  absoluut waar en goed en betrouwbaar lijkt te zijn en men dan even later ontdekt dat hij slecht en onbetrouwbaar blijkt te zijn. Als dit vaak met iemand gebeurt eindigt hij uiteindelijk als hater van iedereen. Misantropie, wordt hierbij voorgesteld als het resultaat van gedwarsboomde verwachtingen of zelfs overdreven naïef optimisme, aangezien Plato stelt dat “de kunst “zou hebben toegelaten de potentiële misantroop te erkennen en dat de meerderheid van de mensen is te vinden tussen goed en kwaad volgt Aristoteles een meer ontologische route. De misantroop, als een in wezen eenzame persoon, is niet helemaal een persoon. Hij moet een beest of een god zijn, een inzicht dat zich weergeeft in een mensenhater als een “beest-achtige toestand.”

Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen filosofisch pessimisme en misantropie. Immanuel Kant zei dat “Van het kromme hout van de mensheid, nooit een recht ding kan worden gemaakt,” en toch was dit geen uiting van de nutteloosheid van de mensheid zelf. Kant verklaarde verder dat de haat van de mensheid twee onderscheidende vormen kent, afkeer van mannen (Anthropophobia) of vijandschap opzichte van hen. De aandoening kan ontstaan ​​deels uit afkeer en deels uit kwade wil.

 

Een ander voorbeeld van verkeerde misantropie is Jean-Paul Sartre’s quote “De hel is de andere mensen.” Op het eerste gezicht, ziet dit er diep misantropische, maar eigenlijk verwijst Sartre naar de manier waarop anderen ons zien als een individu. Sartre was niet conventioneel knap, en het idee dat hij niet kon bepalen hoe andere mensen hem zagen was een groot probleem voor hem. “De hel is andere mensen” kan verwijzen naar de zelfbewuste kwelling die iemand ondergaat wanneer men niet in staat om aan de uitspraken van anderen te ontsnappen.

 

De Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (een vroege beïnvloeder van Friedrich Nietzsche) aan de andere kant, was zo beroemd misantropisch als zijn reputatie, zijn filosofische antinatalisme  inbegrepen. Hij schreef dat “het menselijk bestaan ​​een soort van fout moet zijn.” Hieraan moet worden toegevoegd, op voorwaarde echter dat misantropie niet noodzakelijkerwijs gelijk staat aan  een onmenselijke houding ten opzichte van de mensheid. Schopenhauer besloot, in feite, dat de ethische behandeling van anderen de beste houding was, want we zijn allemaal lotgenoten en maken allemaal deel uit van dezelfde wil om te betrekken. Hij besprak ook zelfmoord, toen nog een taboe onderwerp, met een sympathieke invalshoek die zeldzaam was is in zijn tijd.

 

Volgens Martin Heidegger is misantropie een gevolg van het tonen van zorg om het “zij”, de neiging van mensen om te voldoen aan een visie, waarover niemand echt heeft nagedacht, maar die  gewoon is en wordt gevolgd omdat, “ze zeggen zo”. Dit kan van worden gezien als een kritiek van overeenstemming in plaats van mensen in het algemeen. In tegenstelling tot Schopenhauer, was  Heidegger tegen elke systematische ethiek, maar in sommige van zijn latere werken dacht hij wel de mogelijkheid te zien voor de harmonie tussen mensen, als onderdeel van het viervoudige; stervelingen, goden, aarde en lucht.