Mensen zijn geneigd om voor dingen die zij niet kunnen bevatten op de uitleg van een, in hun ogen, geniale persoon te vertrouwen. Dit is ook het geval met het begrip tijd. Het begrip tijd is namelijk een ongrijpbaar begrip maar het begint er op te lijken dat de tijd wel de meest cruciale factor is van alle natuurkundige gebeurtenissen. Daarom waren de mensen ook zo blij met het opstellen van de “algemene relativiteitstheorie” van Albert Einstein. Einsteins relativiteitsformule is Energie = massa x lichtsnelheid² (E = mc²). In deze formule is de lichtsnelheid echter een constante factor namelijk 299.792.458 m/s, dus is E = mc² bij een gegeven massa m geen relatieve maar een absolute waarde. Maar waarom heet het dan toch de relativiteitsformule. Dat komt doordat de absolute waarde van E = mc² bij een gegeven massa m alleen geldt bij een vaste plaats en tijd. Tijd en plaats zijn namelijk volledig met elkaar verbonden. De formule is dus alleen dan relatief als met de gegeven massa m op twee verschillende plaatsen op een andere tijd wordt toegepast. Je leest het goed, niet alleen op een andere plaats maar ook op een andere tijd. Tijd en plaats zijn namelijk met elkaar verbonden dus je kunt niet op dezelfde tijd op een ander plaats een waarneming doen.
E=mc² absoluut niet relatief:
Uit bovenstaande uiteenzetting blijkt dat de relativiteitsformule in de praktijk een absolute waarde is. In de praktijk kun je namelijk onmogelijk op dezelfde tijd op twee verschillende plaatsen één proef doen. Je kunt namelijk niet op twee verschillende plaatsen tegelijk zijn. Ja, zul je zeggen, dan laat je toch een ander op hetzelfde moment op een andere plaats de proef doen. Dit klopt theoretisch wel maar is in de praktijk onmogelijk. Nu zul je zeggen, je kunt toch afspreken om op een van te voren precies afgesproken tijd dezelfde proef op twee plaatsen te doen. Dit is echter onmogelijk omdat tijd en plaats namelijk volledig met elkaar verbonden zijn.
Wat is tijd:
Tijd bestaat niet maar is een bedenksel van de mens. Wij hebben namelijk ooit met elkaar een afspraak gemaakt dat we de tijd meten in secondes. Hiervoor werd er afgesproken dat één seconde één etmaal, van de gemiddelde dag van 1900, gedeeld door 86.400 is. (24 uur x 60 minuten x 60 seconden) op aarde is. De waarde van de seconde geldt dus alleen op aarde en daarom kun je er in de ruimte niet mee meten. Om ook in de ruimte met de seconde te kunnen werken is in 1967 de aardse seconde gelijkgesteld aan 9 192 631 770 perioden van de straling die correspondeert met de overgang tussen de twee hyperfijnenergieniveaus van de grondtoestand van een 133cesiumatoom in rust bij een temperatuur van 0 K. Deze definitie van de seconde is dus in theorie exact te berekenen. Echter hoe kun je en seconde nu in de praktijk als meeteenheid gebruiken. Dit werd al in 1675 in de beeld gebracht door de Italiaan Tito Livio Burattini door een slinger van precies 1 meter waarvan één halve periode (dus alleen de heen beweging van de slinger) precies 1 seconde duurt. De lengte van de meter werd hiervoor gedefinieerd als het tienmiljoenste deel van de afstand op zeeniveau van de Noordpool tot de evenaar, gemeten langs de meridiaan van Parijs. Dus ook de meter is alleen een aardse maat. Ook deze tijdweergave is in de praktijk dus alleen op aarde geldig. Alleen op aarde kunnen we dus de tijd met een redelijke mate van nauwkeurigheid meten. Zodra we echter de ruimte ingaan is de tijd een aanname die we in de ruimte in de praktijk nooit met enige zekerheid kunnen benaderen.
Het absolute middelpunt van het universum:
Tijd, plaats, ruimte, het blijven allemaal relatieve begrippen. Één ding is echter absoluut, dat is het centrum van jouw universum. Het absolute centrum van jouw universum is namelijk het bewustzijnscentrum van jouw brein. Echt, alles draait daaromheen. Dit kun je alleen zelf bewijzen door een gedachten experiment uit te voeren. Dit vereist enig voorstellingsvermogen maar het resultaat geeft je verbluffend veel energie. Concentreer je diep en stel je voor dat je bewustzijnscentrum absoluut volledig stilstaat. Dit betekend dat jij niet met een rotgang met het oppervlak van de aarde mee rond draait maar dat je lichaam wentelt en de aarde en dus het hele universum aan je voeten rondslingert. Omdat je je bewustzijnscentrum als centrum van het universum hebt gekozen is dit ook echt zo. Als je je traint om deze gedachte vast te houden zul je merken dat je daar heel rustig van wordt en dat je ook veel minder energie nodig zult hebben omdat je niet beweegt. Dit klinkt gek maar probeer het maar eens met bijvoorbeeld hardlopen. Stel je tijdens het hardlopen voor dat niet jij vooruit beweegt maar dat de aarde onder je door draait en jij alleen maar je voeten op en neer hoeft te doen, net als op een elektrische loopband. Als jij je dit voorstelt is het ook echt zo. Als je op die manier loopt kun je echt met meer dan de helft van je energie toe. Dat dit echt zo is blijkt ook uit de aardse equivalent van de formule E = mc², E=0,5mv². Als je jezelf dus als stilstaand middelpunt van het universum beschouwd sta je absoluut stil en is de uitkomst van E=0,5mv² dus nul. Er is dus geen energie nodig omdat je stilstaat. Je verbruikt alleen energie om je benen steeds naar voren te bewegen en om de wrijving van de langs je heen stromende lucht te overwinnen.
Naschrift:
Lekker hé, een beetje relativeren geeft je absolute rust.