In 2014 is het honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Zonder twijfel zal hieraan in de media ruim aandacht worden besteed. Naar verwachting zal verreweg de meeste aandacht uitgaan naar de strijd in Europa. Daar vielen nu eenmaal de meeste slachtoffers en waren de verwoestingen het grootst. Maar ook elders in de wereld werd gevochten. De eerste Britse kogels werden niet in Europa afgeschoten, maar in het Afrikaanse land Togo. De strijd om Togo duurde slechts twaalf dagen en is niet meer dan een voetnoot in de geschiedenis. Over de loopgravenoorlog aan het Europese Westfront zijn echter al talloze boeken geschreven en documentaires gemaakt. Na (bijna) honderd jaar wordt het wel eens tijd om de minder bekende aspecten van de oorlog aan de vergetelheid te ontrukken.
In de loop van de negentiende eeuw sloten tal van Duitstalige staten en staatjes zich aaneen – al dan niet vrijwillig – om onder leiding van Pruisen het Midden-Europese land Duitsland te vormen. Een van de gebieden waarop de nieuwe natie de concurrentie wilde aangaan met andere Europese grootmachten, was het kolonialisme. Helaas voor Duitsland hadden die andere grootmachten de wereld al zo’n beetje onderling verdeeld. Het land moest zich behelpen met “restjes” zoals het tegenwoordige Togo, dat eind negentiende eeuw tot protectoraat werd uitgeroepen onder de naam Duits Togoland.
Het protectoraat besloeg een langwerpige strook land in het westen van Afrika. Kleiner dan Nederland, maar groter dan België. Aan de smalle kuststrook in het zuiden hadden de Portugezen, de Spanjaarden, de Denen en, jawel, de Nederlanders al eerder handelsposten gevestigd, maar het binnenland van Togo bleef tot in de twintigste eeuw terra incognita. Toen besloot Duitsland van Togo een modelkolonie te maken.
Over het algemeen volgde Duitsland het voorbeeld van de Britten en de Fransen als het om koloniaal bestuur ging. De kuststreken werden rechtstreeks bestuurd en voor de rest werkte men samen met “stamhoofden”, aan wie men het bestuur van de binnenlandse regio overliet. Het was aan de missionarissen om de inwoners van die afgelegen gebieden “beschaving” bij te brengen. Togo werd met zijn één miljoen inwoners geregeerd door enkele tientallen Duitse bestuurders en ambtenaren.
Gaandeweg begonnen de Duitsers het binnenland te ontsluiten door wegen en spoorlijnen aan te leggen.Het maakte het mogelijk voor de boeren hun palmpitten en andere producten naar de kust te vervoeren, waarvandaan het naar Europa kon worden geëxporteerd. Het Duitse eigenbelang prevaleerde, de Afrikanen waren nooit vertegenwoordigd in de regering. Corruptie heerste overal, maar desondanks (of daardoor) werd Togo Duitslands succesvolste kolonie. Lijfstraffen waren niettemin aan de orde van de dag, al dacht de Duitse regering er in 1914 serieus over hervormingen door te voeren.
De hoofdstad van Togo is Lomé en ligt aan de kust. 120 kilometer noordelijker ligt Kamina, waar de Duitsers een radiostation hadden gevestigd. Via deze zender hield het moederland contact met al haar Afrikaanse koloniën en met haar schepen in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan. Dat maakte het station tot het strategisch belangrijkste object van de Duitsers in Afrika. De geallieerden waren zich hier terdege van bewust. De Britse suprematie op zee maakte de aanvoer van Duitse versterkingen vrijwel onmogelijk en Togo daarmee tot een gemakkelijke prooi.
De Eerste Wereldoorlog was twee weken oud toen Togo van drie kanten werd aangevallen. Op 12 augustus 1914 trokken Britse strijdkrachten het land binnen vanuit hun kolonieën ten westen en ten oosten, en Franse strijdkrachten vanuit hun kolonieën ten noordwesten van Togo. Een enkele keer stuitten ze op een licht bewapende Duitse eenheid, maar van hevig verzet was geen sprake. Het radiostation hoefden de geallieerden niet uit te schakelen; het werd door de Duitsers zelf vernietigd. Een dag later, op 25 augustus, gaf het Duitse bestuur zich over. Binnen twee weken was een stuk grondgebied veroverd waar ze in West-Europa jaren om vochten.