Het systeem van de internationale verzekeringsbewijzen (IVB’s), ofwel het groenekaartensysteem, ontstaat rond 1950. Het in die jaren sterk groeiende internationale verkeer maakt duidelijk dat de bestaande wettelijk verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen voor motorrijtuigen het passeren van de landsgrenzen er niet gemakkelijker op maken.
Voordat een buitenlander toegang verkreeg tot een land waar een WA- verzekeringsplicht gold, moest hij eerst aan de grens een verzekering sluiten die aan de wettelijke eisen van dat land voldeed. Om dit ongemak weg te nemen, werd naar Scandinavisch voorbeeld, in samenwerking tussen regeringen en verzekeraars, een systeem uitgewerkt, het groenekaartensysteem.
De basis van het systeem wordt gelegd in een aanbeveling van de zogenoemde Economische Commissie voor Europa (ECE) Deze ECE is een werkorgaan van de Verenigde Naties en bestaat uit een aantal commissies en subcommissies. Een van die subcommissies is de Subcommissie voor het Wegtransport. Hierin zitten geen verzekeraars, alleen regeringsambtenaren. Deze commissies geeft op 25 januari 1949 haar Aanbeveling no. 5 waarmee alles begint.
Aanbeveling no. 5 richt zich zowel tot regeringen als verzekeraars. De regeringen van de (Europese) landen die bij de ECE zijn aangesloten, moeten het verzekeraars mogelijk maken om internationale overeenkomsten te sluiten. Hiervoor zullen verzekeraars in ieder van de betrokken landen, een centraal orgaan met de naam ‘bureau’ in het leven roepen dat door de regeringen moet worden erkend. Bovendien worden in elk land dat de aanbeveling aanvaardt formulieren van een bepaald model (het Internationaal Motorrijtuig Verzekeringsbewijs) erkend, de groene kaart.
De erkenning houdt het volgende in: de houder van een groene kaart wordt geacht te zijn verzekerd tegen het risico van burgerrechtelijke aansprakelijkheid in overeenstemming met de wet op de verplichte WA-verzekering van het land dat wordt bezocht. Dit laatste is heel belangrijk voor de omvang van de dekking, die van land tot land verschilt.
In de meeste landen stelt de wet andere eisen aan de verzekeringsdekking. Zo is in Belgie geen limiet gesteld aan de wettelijk verplichte verzekerde som voor de dekking voor WA-motorrijtuigen.
Conform de vijfde WAM- richtlijn van 11 juni 2007 gelden in Nederland de volgende minimaal te verzekeren dekkingsbedragen: – 1 miljoen euro voor materiele schade en 5 miljoen euro per gebeurtenis bij vervoer tot 8 personen voor lichamelijk letse
lEen Nederlandse WAM- verzekeraar kan, als zijn verzekerde in Belgie een schade veroorzaakt die meer bedraagt dan het genoemde Nederlandse minimum, zich er dus niet op beroepen dat zijn polis ‘slechts’ tot dit laatste bedrag dekking biedt. Een laatste belangrijk aspect van Aanbeveling no. 5 is dat de regeringen de internationale belangen die het systeem met zich meebrengt niet mogen belemmeren.
Aanbeveling no. 5 is een afspraak tussen de regeringen van Europese landen, die in hetzelfde jaar 1949 in Londen wordt besproken in een vergadering van nationale verzekeraarorganisaties (zoals het Verbond van Verzekeraars in Nederland) en de reeds bestaande nationale bureaus. In deze vergadering wordt een overkoepelend orgaan opgericht, de Council of Bureaux, dat inmiddels in Brussel is gevestigd. De Council of Bureaux voert het secretariaat van het groenekaartensysteem en heeft de uitgangspunten van Aanbeveling no. 5 verder uitgewerkt door de vorm en inhoud te geven aan: de internationale overeenkomsten, de bureaus en de groene kaart
Tot 1 juli 2003 was er sprake van twee verschillende overeenkomsten: de Uniform agreement, die bilateraal tussen alle aangesloten landen werd getekend, en de Multilateral Guarantee Agreement (MGA) Deze laatste overeenkomst werd door alle EU-landen getekend, plus door een aantal landen dat zich vrijwillig bij deze overeenkomst aansloot. In de MGA werd afgesproken de schadebehandeling te laten plaatsvinden op basis van het kenteken, en dus een motorrijtuig dat gewoonlijk gestald is in het land van herkomst, en niet op basis van een groene kaart.
Met ingang van 1 juli 2003 zijn beide overeenkomsten vervangen door een nieuwe overeenkomst, de Internal Regulations. Het onderscheid zoals hiervoor beschreven, bestaat nog steeds, maar is door middel van secties, die wel of niet van toepassing zijn tussen twee landen, geregeld.